Nederlandse leerkrachten voor Australië
Enige dagen geleden is bekend gemaakt, dat tussen Australië en Nederland overeenstemming is verkregen om 20 tot 25.000 personen per jaar naar Australië te doen emigreren. Dit betekent, dat zich binnen enkele jaren duizenden Nederlanders in Australië bevinden, die daar gaarne worden openomen om het tekort aan werkkrachten te doen verminderen.
Al deze Nederlanders vertrekken onder de druk der omstandigheden, vrezende, dat voor hen en voor hun kinderen hier te lande in de toekomst geen bestaansmogelijkheden meer te vinden zullen zijn. Zij komen in een vreemd land met vreemde gewoonten, waar een vreemde taal wordt gesproken, waardoor de tegenstelling tussen het nieuwe en hetgeen, waaraan zij gewend zijn, nog meer op de voorgrond treedt. Daardoor zal hun hart blijven trekken naar het oude vaderland, waar zij veel hebben achtergelaten wat hun dierbaar was.
Moeten wij nu die mensen, die steeds voor Nederland zullen blijven voelen, aan hun lot overlaten? Moeten wij van het standpunt uitgaan, dat zij nu maar zelf moeten zien, hoe zij zich er doorheen slaan?
Neen, duizend maal neen, hier gaan Nederlanders met ondernemingsgeest, mensen, die de moed hebben in een ver land, van waar het vrijwel onmogelijk is terug te keren, een nieuw leven beginnen. Hier gaat het voor een groot deel om personen van dat flinke slag, dat Nederland in de loop der tijden heeft groot gemaakt. Hen bij hun vertrek de rug toe te draaien zou onverantwoordelijk zijn. Het is onze plicht ervoor te zorgen, dat de tegenstellingen, die hen in het nieuwe land wachten, zo veel mogeliik worden verzacht.
Daarom is het noodzakelijk, dat gelijktijdig met de landverhuizers leerkrachten naar Australië worden ge-