Neerlandia. Jaargang 54
(1950)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEen stem uit Frans-VlaanderenFrans-Vlaanderen: finale uit de Nederlandse land schapsymphonie. Alle hoofdtonen uit de vorige delen worden hier teruggevonden in een harmonisch samenspel, het contrapunt vormt de Casselberg. Groot en zwaar is hij op het land gedrukt. Van zijn rijke mantelplooien glijden de zachtheuvelende weiden en velden neer naar de donkere Artesische bossen of naar het rokerige Rijselse industrie-complex of zeewaarts naar de oneindige ruimten van het polderland, doorsneden met zijn watergangen. Hier op de Casselberg heb ik vaak de Nederlanden in hun veelzijdige aspecten voor geest en oog kunnen oproepen: Zeeland, Friesland, Holland hebben zich nog eens in hun volle werkelijkheid voorgetoverd in de polderse kuststreek van Frans-Vlaanderen met de steil oplopende gevels der boerenhoven, de ontelbare kanaaltjes met hun bruggetjes, molens en dijken,en de schrille roep der meeuwen boven het strand. De oneindige ruimten, waarin wind en wolken hun heroisch steekspel houden, doen mij aan Friesland denken. Meer landwaarts tekent zich alom het Zuid-Brabantse landschap af, waarin heuvels, bossen en weiden met op en neerglooiende rondo's hun vruchtbare feestelijkheid uitdansen. In dit tempo komt soms een brede klad rust hangen van enkele stemmige vlakten met aan de einder het stilstaand tornooi van enkele torens, zoals we dat kennen uit het vlakke boerenland van Oost- en West-Vlaanderen. De drukke nijverheidssfeer van grote steden bruist u tegemoet, wanneer u Rijssel, Toerkonje of Robeke binnenkomt. In Duinkerke voelt u zich thuis als in Rotterdam of Antwerpen. Zoals de zee echoot in een enkele schelp, zo ruist heel Nederland in het kleine Frans-Vlaanderen. Groot was mijn verrassing toen ik onlangs eenzelfde indruk terugvond bij Johan Winkler. Vijftig jaar geleden maakte deze Friese volksman, wiens opvattingen over het Nederlands volkswezen haar tijd vooruit waren, een tocht door Zuid-Nederland. Boek en tijdschrift volstonden hem niet meer. Hij zou de werkelijkheid zelf gaan verkennen. Zo kwam hij ook in Frans-Vlaanderen, dat hij van West naar Oost bereisde Ten slotte in zijn reisverhaal het hele Frans-Vlaamse landschap samenvattend, getuigt ook hij van deze's opvallende gelijkenis met de Nederlanden: ‘Inderdaad vertoont dit gehele Frans-Vlaanderen, in de verhoudingen van zijn bodem, grote overeenkomst met N.-Nederland, 't welk trouwens evenzeer in Belgisch-Vlaanderen valt op te merken. De Noordzee, het strand, de duinreeks, laagveen met veel water; hogere gemengde gronden, zandbodem, heuvels, dat is de volgorde, zowel daar als hier. Maar daar in Frans-Vlaanderen, in kleinere maatstaf, in snellere opvolging. Frans-Vlaanderen is als een Holland, het Sticht en Gelderland, in verkleinvorm, in kleengedaante om met de Vlamingen te spreken. Ook is Frans-Vlaanderen, vooral in het lagere gedeelte, van vele dijken en gegraven waterlopen, wateringen, doorsneden die hier de naam van watergang dragen ....Ga naar voetnoot1) Over Frans-Vlaanderen staat van de dichter Gezelle het bekende strijdvaardige versje bekend, waarin het hem eigen tikje weemoed ook even doorklonk: ‘Frans-Vlanderen, Frans-Vlandren,
wie heeft er U alzoo?
Dat moet en zal verandren,
Dat hoore ik zoo noo’. (ongaarne).
Ook nu bleef nog zoveel liefde voor het Vlaams, bizonder bij de gewone volksmensen en de ouderen van dagen. Wie de droevige geschiedenis kent van vele eeuwen officiële miskenning van de moedertaal in die Westhoek, staat verwonderd over de taaie vasthoudendheid waarmee de Frans-Vlaming zijn taal getrouw bleef, de meest arglistige en dwingelandse verfransing ten spijt, in een land van egalité, fraternité, liberté ..... Onbesnoeid, nooit veredeld of geruggesteund door de leiboom van een cultureel Nederlands, klinkt het Frans-Vlaams dialect ons ruig en hard in de oren. Het komt op ons toe in een armoedig taalkleed, van vader op zoon overgeleverd buiten de dorpsschool om. Zelden of nooit werd het gewassen of gestreken door een kunstvaardige hand. Alleen de volksmond bleef spreken, de dichter ging langzamerhand zwijgen. Maar wie nader toehoort en het diapason van zijn beschaafd Nederlands wat lager zet, hoort hier klanken aanruisen die van zover komen .... Het kan waar zijn, wat een vooraanstaand Rijssels advokaat mij zegde, dat het Frans-Vlaamse dialect zich niet meer leent tot een gepaste uitdrukking van een hogerliggend geestelijk en intellectueel denken. Inderdaad, daarvoor is het met al zijn vezels te nauw verweven met de volksziel. Deze bergt niettemin een volgetaste reserve van klank- en beeldrijke woorden | |
[pagina 5]
| |
waarmee de Frans-Vlaming de meest genuanceerde gevoelens weergeeft. Hoe dikwijls heb ik niet die oudere moedertaal beluisterd? Uit de mond der boeren luid weerklinkend over de weidse velden, de eigen taal, die zo wonderwel met hun stoute en fiere gebaren gepaard gaat. Hoe dikwijls heb ik ze niet vinnig aan de slag gehoord, wanneer ik even pauzeerde in herbergen met zuiver dietse namen als ‘In den groenen dael’, ‘In 't wit peerd’ of ‘In 't halfweghuis’, ‘In 't kruis van Bourgondie’. Wat mij persoonlijk heeft getroffen is de humoristische beeldkracht van het dialect. Laat de Frans-Vlaming in zijn optreden tegenover vreemdelingen, ook tegenover zijn taalgenoten uit Benelux eerder schuw en gesloten zijn - de Saksische inslag alsmede de historische omstandigheden zijn daar, om zulks te verklaren - in eigen kring durft hij een goedmoedse, ook wel pikante critiek uitbrengen op eigen vrienden als op vreemdelingen. Zeker, we herkennen een Nederlandse karaktertrek dewelke hier, in dit wingewest van een vreemde van staatswege opgedrongen cultuur tot de hoogst mogelijke ontwikkeling kwam. Volgen hier enkele sprokkelingen uit de rijke buit spreekwoorden waarmee heden ten dage de spreektaal nog doorspekt is: Er is geen groter venijn als vriend tonen en vijand zijn.
Het is niet altijd kermis waar het vaantje uitsteekt.
Oude peerden zijn ook geern gekamd.
Met het trommeltje gewonnen, met het fluitje verteerd.
Rechtveerdige olie zwemt altijd boven.
Vele spreekwoorden komen letterlijk of althans met enkele kleine varianten ook voor in de Nederlandse taalschat. Die vaststelling pleit voor de geestelijke eenheid van de Westhoek met het ganse Nederland. Fier en vlot spreek ik mijn Vlaams. De mensen kunnen niet zo dadelijk mee. Ze kijken schuw op en stotteren als gestrafte schoolkinderen: ‘Meneere, uns Vlämsch is 't belgieks Vlämsche niet’. Het volk is er nou aan gewoon geraakt het eigen dialect bijna uitsluitend in gesloten kring te gebruiken, zulks als gevolg van jaren onbegrip en uitroeiingsdrift vanwege de officiële instanties. Ook de jongere geestelijkheid spreekt voor het merendeel Frans. Waar is de tijd gebleven dat het Vlaams alleen gebezigd werd in de kerk en het catechismusonderricht! Daarna eiste het Frans een nevenplaats op. Nu heeft het volkomen de bovenhand. Naar zulk een triest einde leidt alle tweetaligheid. We kennen dat reeds bij ondervinding van de belgische tweetaligheid in de Vlaamssprekende gewesten. Daartegen blijkt elke taalwetgeving een kunstmatige dam te zijn. Wanneer in de Frans-Vlaamse parochies de moedertaal, in welker geestelijke rijkdom en veilige traditie vele geslachten honderden jaren lang hebben geleefd en gebeden, misschien in onze tijd voor een groot deel tot zwijgen zal zijn gebracht, dan nog zullen de stomme grafstenen blijven spreken als de verre en trouwe getuigen uit vroegere dagen. Men vindt ze nog tegen de muren aan of in de vloeren vare sommige oude kerken. Een dier opschriften heb ik afgeschreven in de hoofdkerk van Hazebroeck: ‘Tot gedachtenisse van d'Heer Henrij DE BROERE den welken, naer geweest te hebben 60 jaeren BAILIEU dezer stede ende vierschaere van Hazebroeck, overleed den 18 Februari 1785, ter elde van 90 jaeren. Ende van Jouffrouwe Anne Therese van VIJVE, sijne huysvrauwe, overleden den 22 oktober 1783 ter elde van 90 jaeren. Hebbende te zamen geweest in houwelijke den tijd van 59 jaeren, binnen twelke sij geprocreest hebben d'heere Petrus Ludovicus DE BROERE, overleden den 19 SEPtember 1747, oud 21 jaeren ende jouffrauwe Marie Anne Therese DE BROERE, huisvrauwe van d'heer Joseph SCHOONHEERE, overleden den 28 Oust 1753, oud 29 jaeren. God wilt hunne zielen in ruste ontvangen’.
Toch is er een lichtpunt. Een groot aantal intellectuelen wil Nederlands leren en in voeling treden met de Nederlandse cultuur. Maar de Benelux overweegt alleen in- en uitvoermogelijkheden van produkten en bekommert zich weinig over wat des geestes is. Wanneer Benelux toch terrein verkent, ditmaal in de richting van Frabenelux, zijn het spijtig genoeg veelal luxueuse franskiljons die de baan effenen. Maar franskiljons zijn de Frans-Vlaamse intellectuelen allerminst, al kennen zij ook niet bijster veel Nederlands. Boven alles blijven zij Vlaamsvoelend!! VAN DE WINCKEL Frans-Vlaanderen. | |
Onderschrift.Het is al weer enige tijd geleden, dat wij van de bekende Vlaamse priester Corsmit een artikel over Frans-Vlaanderen opnamen. Thans ontvingen wij bovenstaande bijdrage. Van de Winckel vertelt ons van zijn geliefde land en het zal onze lezers goed doen naar hem te luisteren. Wat wij bovenal zouden willen is, dat men zich daar aaneensloot en zich voegen wilde bij het oude A.N.V. Alleen vermag men niets. Als groep weinig. Als Verbond veel. Laten wij dat in deze . tijd toch begrijpen. Wij zijn zo lauw. Maar Neerlands taal en geschiedenis is niet gebonden aan landsgrenzen en ze is waard, dat men voor haar zich verenigt om haar te beschermen. Dat vele intellectuelen Nederlands willen leren verheugt ons. Laten zij zich met ons kantoor Surinamestraat 28, Den Haag, in verbinding stellen. Dan zullen wij ons best doen er Nederlandse lectuur heen te zenden. Versterkt onze gelederen en wij zullen U helpen, zoveel wij kunnen. § |
|