Studiebijeenkomsten voor Vlaanderen
en Nederland
Op de Volkshogeschooldagen voor Vlaanderen en Nederland, die van 28 April - 1 Mei jl. in de Volkshogeschool te Bergen werden gehouden, hebben de Vlaamse en Nederlandse deelnemers gemeenschappelijk een aantal vragen opgesteld betreffende punten, die, naar het oordeel van de aanwezigen, van grote betekenis zijn voor de toekomstige ontwikkeling der samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen. Deze vragen zouden zowel in Nederland als in Vlaanderen bestudeerd worden en in het voorjaar van 1951 gezamenlijk worden besproken.
De eerste bijeenkomst van Nederlandse zijde had plaats op Vrijdag 3 November jl. in Hotel Krasnapolsky te Amsterdam. Ons Verbond werd hierbij vertegenwoordigd door de directeur, de heer Ir G. Schutte.
Het zou niet juist zijn op dit ogenblik de meningen der aanwezigen in ruime kring te verspreiden en vooruit te lopen op de a.s. gezamenlijke vergadering, maar wel kan met blijdschap worden vastgesteld, dat men hier volkomen begrip heeft voor de wederzijdse moeilijkheden en men dezerzijds alles in het werk stelt om die te ondervangen.
Een der hoofdpunten is, dat men over en weer elkaar beter dient te leren kennen, zodat op een gemakkelijke wijze uitwisseling van gedachten en vooral ook persoonlijke aanraking kan plaats vinden. Tot voor kort werd dit bemoeilijkt door de Nederlandse deviezenbeperking en anderszins, doch gelukkig is hierin, zij het ook veel later dan van Belgische kant, verruiming gekomen.
Men moet over en weer nog meer waardering weten op te wekken voor hetgeen in Vlaanderen en in Nederland tot stand is gebracht en daarmede ma het niet blijven bij het inrichten van tentoonstellingen, het geven van concerten of toneelvoorstellingen, het uitwisselen van hoogleraren, het gelijkstellen van diploma's, enz., die slechts van belang zijn voor een kleine groep mensen; de aanraking moet zich uitbreiden tot alle lagen van de bevolking, waarbij vooral ook de jeugd dient te worden ingeschakeld. Veel hebben Vlaanderen en Nederland gemeen, daarnaast bezitten beide bepaalde bijzondere waarden, waarop men terecht trots kan zijn. Het wederzijdse begrip en de juiste waardering daarvan zal zeker de versterking van de band tussen Noord en Zuid ten goede komen. Zeer veel is reeds gedaan, wij zijn op de goede weg en hetgeen bereikt is geeft ons het volste vertrouwen, dat in de naaste toekomst nog heel wat tot stand kan worden gebracht.