wijde vlakte, gevolgd door het aangrijpende ‘Vaarwel mijn broeder’, en de massa-uitvoering van ‘Vlaanderen’, het bekende strijdlied van R. Veremans.
Inmiddels heeft Prof. Dr Fr. Fransen op het podium plaats genomen om de verzamelde bedevaarders namens het Bedevaartcomité toe te spreken.
Hij verheerlijkt de daad van een handvol idealisten die reeds in 1916 de gedachte opvatten een blijvende Heldenhulde in te richten. De woordvoerder weerlegt de bewering van sommige volksvreemde groepen als zouden de Bedevaarten er geen zijn van oud-strijders of althans niet in overwegende mate door oudstrijders worden bijgewoond. Hij meent dat de steeds toenemende deelneming der Vlaamse jeugd deze tegenstanders dwars zit, en dat luist de groeiende belangstelling van het jonge geslacht bewijst dat de idealen, waarvoor de IJzerhelden hun leven veil hadden, diep in de ziel van het volk geankerd zitten.
Na te hebben gewaarschuwd tegen het opgeschroefd vertoon van bepaalde personen en groepen die de vaderlandse emblemen en de vaderlandse ideologie misbruiken, en zich voordoen alsof zij alleen de nationale deugdzaamheid in pacht hebben, wijst spreker op de noodlottige gevolgen van de niets ontziende na-oorlogse repressie, waardoor talloze Vlamingen onrechtvaardig werden getroffen.
Spreker behandelt vervolgens het tweevoudig aspect der Vlaamse beweging: culturele activiteit en ontvoogdingsstrijd.
Cultuurarbeid, zegt Dr Fransen, keuren wij natuurlijk met hart en ziel goed, ook taalcultuur. Wij geven zelfs toe, dat de Vlaamse cultuur prioriteit bezit op de Vlaamse strijd, want indien ons volk geen hoog beschaafd volk is of hoeft te zijn, dan ware het ook de moeite niet waard om ons warm te maken voor zijn bestaansrecht als volk. Doch wat wij niet aanvaarden, is dat met culturele beweging alleen Vlaanderen uit zijn nationale onderworpenheid zal oprijzen.
De structuurhervormingen die wij voorstaan tasten de taalvrijheid der Belgische onderdanen niet aan; wat zij wel aantasten, is de vrijheid van de openbare besturen om nog verder de Vlaamse kinderen te Brussel, op de taalgrens en elders, door oneerlijke, onnationale praktijken te denationaliseren of naar het ander kamp over te hevelen. Welnu, die vrijheid hebben zij niet, die staat niet in de grondwet.
Dr Fr. Fransen wendt zich vervolgens tot de Vlaamse jeugd, die hij tot groter kampvaardigheid opwekt, in de geest van Alb. Rodenbach, van wie de IJzerhelden de geesteskinderen waren. Hij stelt aan alle bedevaarders de vraag of er nog een uur moet gewacht worden om alle gezonde Vlaamse krachten samen te smeden tot een machtige Vlaamse en kristelijke weerbaarheid.
Onder de benaming ‘Vlaamse Volksbond’ zou een sterk georganiseerd eenheidsfront moeten gevormd worden.
De bedevaarten naar de graven van de IJzer zullen de bewustwording van het Vlaamse volk in de hand werken: zonder Vlaams stambewustzijn geen bezieling voor Vlaamse cultuur en nog minder voor Vlaams verweer.
‘Vlaanderen herbouwt zijn toren’ is het motto van deze heuglijke dag. Het zij zo. Het overblijvend puin weze voor ons een waarschuwing tegen de boze machten, die Vlaanderen naar het leven staan. De nieuwe toren zij en blijve de wezenlijke Heldenhulde van gans een volk aan degenen, die hier begraven liggen en aan al hun kameraden, die in de loop der tijden vielen voor de verdediging van 's lands eer en vrijheid.
Er volgt nog een gezamenlijke uitvoering van de ‘Van Rijswijckmars’, waarna de ‘Eed van Trouw aan Vlaanderen’, door de voorzegger voorgelezen en door de duizendkoppige massa herhaald wordt:
van liefde en lijdensnood
Gij wordt weer vrij en groot
U, Vlaanderen, totterdood.
Ook de aanwezige ministers sluiten zich aan bij deze eedsaflegging.
De grootse plechtigheid loopt ten einde. Na een sloten dankwoord van de heer Hein Nackaerts, voorzegger, leidt toondichter R. Veremans de uitvoering van ‘De Vlaamse Leeuw’, die met zinderende geestdrift door de meer dan 70.000 bedevaarders wordt meegezongen. Nauwelijks weerklinkt het spontaan door de menigte aangeheven ‘Wilhelmus’ of de luidsprekers worden ingeschakeld en overstemmen de tonen van het Nederlandse volkslied. Wij laten dit onhoffelijk optreden voor rekening van het Bedevaartcomité, er evenwel de aandacht op vestigend dat een dergelijke handelwijze indruist tegen de vooroorlogse traditie, toen niemand zich ooit tegen het zingen van het ‘Wilhelmus’ verzette, en er zelfs door Nederlandse en Zuid-Afrikaanse afgevaardigden toespraken werden gehouden.
M.v.G