Neerlandia. Jaargang 54
(1950)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdStemmen onzer lezersEen trouwe lezer van Neerlandia, tevens lid van het A.N.V., schrijft o.a. dit: Maar nu nog iets anders. Op blz. 9 van Uw laatste nummer trof ik een aankondiging aan, getekend E.H.B., en daarin lees ik over de(n) stamboom der Oranje's. Waarom toch dat afkappingsteken (apostrophe!)? Er is geen enkele letter veeggelaten. Dit misbruik van het afkappingsteken neemt hand over hand toe. De schrijver wil hier een anglicisme zien. Wij staan naast hem in zijn strijd tegen de ontaarding van onze Nederlandse taal. Natuurlijk. En het doet ons goed, dat hij tracht ons op fouten of vermeende fouten te wijzen. Hij veroorlove ons evenwel een paar opmerkingen:
Overigens doet het ons veel genoegen, dat Neerlandia zo goed gelezen wordt en dat ook aan haar redactie de toets der taalzuiverheid wordt aangelegd. E.H.B. | |||||
Nog eens 'sOnze oud-voorzitter, de heer Oudendijk, schrijft ons, dat hij het niet eens is met mijn opmerking over het gebruik van het ‘afkappingsteken’. Het lijkt mij het beste zijn mening letterlijk aan te halen. Deze is als volgt: ‘Men schrijft: de Otto's en de Bergma's enz. om te voorkomen, dat de open lettergreep gesloten zou worden door de s. Dit gevaar bestaat bij Oranje niet. Er is dus geen enkele reden om niet “de Oranjes” te schrijven.’ De gedachtegang was mij bekend. Zij vindt ook steun in verschillende spraakkunsten. Het wil mij evenwel voorkomen, dat hierin nog niet een afdoende reden ligt om ‘de Oranje's’ nu maar zonder meer ‘fout’ te noemen. Het oog wil ook wat. Mijn oog wordt niet voldaan als ik ‘Oranjes’ zie staan. Waarom weet ik niet. Maar alevel is het zo. En ik gun ieder graag het meervoud ‘Oranjes’, als ik me ook maar mag verlustigen in de aanblik van ‘Oranje's’. Enige vrijheid mag er toch wel zijn, niet waar? Intussen mijn hartelijke dank voor de opmerking van de heer Oudendijk, wiens grote liefde voor de Nederlandse taal bekend is. E.H.B.
Het zij mij vergund aan het vorenstaande een kleine opmerking toe te voegen. Ik kan de voorliefde van de heer Bos in dit geval misschien wel verklaren. Juist bij eigennamen, vooral familienamen, die zo dikwijls worden verbasterd, is het van zoveel belang op de juiste spelling te letten en dan kan het voor het oog storend werken als men de naam bij uitzondering tegenkomt met een toevoegsel, al is het dan een meervouds-s. Vandaar vermoedelijk de ' die de scheiding moet te weeg brengen. Ook het afbreken van eigennamen is hinderlijk voor het oog. In dit verband nog het volgende: Is er een vaste regel voor het meervoud van eigennamen (en of s)? Als voorbeeld noem ik ‘Goossens’ waarbij uit de schrijfwijze niet blijkt of sprake is van een familie Goossen of Goossens, tenzij in het laatste geval het meervoud niet anders mag luiden dan Goossensen (en dat van Gooss dus Goossen). En moet ik spreken van ‘de Oudendijks’ of ‘de Oudendijken’? R.
In ‘De Grondbeginselen der Nederlandsche spelling’ door L.A. te Winkel (1884) komt op blz. 52 het volgende voor: ‘Vreemde woorden en eigennamen, die op heldere of lange klinkers eindigen, nemen in den tweeden naamval van het enkelvoud in alle naamvallen van het meervoud eene s aan, voorafgegaan door het uitlatingsteeken('). Dus Maria's, Hebe's enz.......’ ‘Ook is het onveranderlijk bewaren van de vorm der eigennamen wenschelijk ten einde alle verwarring te voorkomen. Daarom schrijft de Redactie (van het “Woordenboek”) ook Bruineng's of Bruinings' naar gelang zij den tweeden naamval of het meervoud van Bruining of van Bruinings bedoelt.’ Q. |
|