Neerlandia. Jaargang 54
(1950)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOns taalhoekje | |
Nog steeds dat EngelsIn het ‘Surinaams Nieuwsbulletin’ voor Nederland uitgegeven door het Commissariaat voor Surinaamse Zaken, Plein 1, Den Haag, lezen wij o.m. dit: In de nieuwe fabriek is een nieuwe CRUSHER geplaatst, die met 500 P.K. in staat is ook de grootste stukken erts fijn te malen. Crusher is een volkomen onnodig gebruikt Engels woord, waarvoor wij een goed Nederlands woord hebben: pletter of stamper. Ik begrijp dan ook niet, waarvoor dit woord nodig is. | |
MankrachtIn datzelfde blad staat ook nog het volgende: Zij menen ook, dat als argument voor het innemen van een soepelerGa naar voetnoot1) standpunt (ook daarover zou iets grappigs te zeggen zijn §) in deze mag gelden, dat Suriname niet beschikt over voldoende mankracht voor leidende functies. Ook van dit woord is de herkomst niet twijfelachtig. Maar wij zouden het graag als een ongewenste vreemdeling over de grenzen willen zenden. We hebben het niet nodig. * * * | |
[pagina 11]
| |
‘Charivarius steekt de draak met de “soepele soep”. Het woord soepel is een van de allerakeligste gemeenplaatsen geworden van ons moderne proza. Een soepele wetsuitlegging. Een soepele constructie. De soepelheid (wat een verschrikkelijk woord!) van haar bewegingen. Er bestaat voor dat jammerlijke woord soepel een voortreffelijke Nederlandse vervanger, namelijk rekkelijk.’ We behoeven het niet in allen dele met Dr Ritter eens te zijn. Als een meisje zich met bevalligheid beweegt, zouden wij soepelheid ook niet gebruiken; maar een afleiding van rekkelijk evenmin. Wel zijn we het met hem eens, - en van harte hoor - als hij schrijft: ‘Och, mochten onze schrijvers hun luiheid eens afzweren en zoeken naar dergelijke nóg in de moderne volkstaal levende begripsbepalingen.’ Maar helaas, er zijn vrome wensen ook. En, wie als slof geboren wordt, wordt nooit pantoffel. § | |
De I.L.S.Y.Eind Juli was op Ypenburg allerlei op luchtvaartgebied te aanschouwen. Voor deze ‘demonstratie’ maakte men propaganda met de hierboven geplaatste letters, die werden vertaald met: ‘Internationale Luchtvaart-Show-Ypenburg’. Waarom nu weer zo'n hutspot op taalgebied? Wij hebben toch ons woord Schouw, bijv. in wapenschouw, schouwtoneel, schouwburg, enz. | |
AntecedentenVoorheen deden nog wel eens mopjes de ronde over ambtenaren, die met hun handen in 't haar zaten als ze geen antecedenten konden vinden voor een geval, waarin ze te beslissen hadden. Dit woord komt ook voor in enigszins afwijkende betekenis (zie de woordenboeken), doch voor zover ons bekend valt toch immer de nadruk op wat vroeger (ante) is geweest. Wanneer we dus lezen, dat vreemdelingen met hun antecedenten de Nederlandse nationaliteit verkrijgen (Nwe Court. 27 Juli blz. 4 laatste kolom), lijkt ons dat wel wat raar, daar toch vermoedelijk nakomelingen en geen voorouders zijn bedoeld. R. | |
'n Reis zonder eind, of hoe een koe een haas niet vangtErgens in ons lieve vaderland woont 'n vriendelijke dame, lid van het A.N.V. natuurlijk. Zij zond mij met een ‘snoezige’ brief een nog ‘snoeziger’ briefkaart met een ‘dot’ van een stijlbloempje toe. Die brief heeft mij de verzuchting doen slaken: ach, waren alle ‘vriendelijke’ dames, benevens de ‘onvriendelijke’, maar die zijn er maar zo weinig, leden van het A.N.V. Wat een macht zou het ‘Verbond’ dan hebben! En wat een wacht voor de zuiverheid van ons schone Nederlands. Maar lezer, Uw aandacht is te gespannen. Vanzelf. U popelt om de inhoud van de briefkaart te weten. De inhoud van de brief houd ik voor me zelf. Natuurlijk. Die briefkaart is geschreven door het administratief personeel van een uitgeversfirma, die wijd en zijd bekend is en - laat ik er onmiddellijk bijvoegen, te goeder naam en faam bekend staat. Een nadere aanduiding van deze firma laat ik achterwege. U zult begrijpen waarom. De dame, mijn briefschrijfster, had van deze uitgeefster een boek ontvangen, dat een ‘misdruk’ was. Dat kan voorkomen. Daarvoor treft de firma geen verwijt. Bovendien de uitgeefster stuurde een beter exemplaar en verzocht, het verkeerd gedrukte terug te zenden. Volkomen in orde. En de firma verdient daarvoor lof. Ze wil haar uitgegeven boeken in behoorlijke staat aan de kopers afleveren. Maar nu de briefkaart. Hier is ze. Mejuffrouw, 'n Vraag: Wie is er nu op reis? De ‘U’ - d.i. de dame in kwestie? Of ‘het boek’? Anders - zoek nu eens uit, wat het onderwerp en wat het lijd, voorwerp is en probeer de woordschikking zo te maken, dat de bedoeling goed wordt weergegeven. Heel juist en heel gevat tekent mijn correspondente hierbij aan: ‘Ik ben nog steeds niet bij het boek aangekomen’. Had ik gelijk of niet? Wordt dit een reis zonder eind? Ik hoop, dat mijn briefschrijfster haar boek heeft ontvangen. En tevens, dat deze grote, flinke, degelijke, vermaarde uitgeefster naar briefwisseling laat voeren door mensen, die het kunnen.Ga naar voetnoot*) § | |
Ik forens, jij forenst, hij forenstIn ‘Toerisme voor Iedereen’, Uitg. v.d. A.N.W.B., 's-Gravenhage, 1950 bl. 45 stuiten wij op een nieuw werkwoord. Daar stond: ‘Velen vertoeven hier van Mei tot September, waarbij de kinderen vaak ter plaatse op school gaan, terwijl de kostwinner forenst.’ Zie zo een nieuw werkwoord; maar een dat we maar niet moeten gebruiken. § | |
De misdeelde kleutersDat is nu toch werkelijk ongehoord! Daar lees ik in de krant (Nwe Court. 22/8/'50), dat de Haagse gemeenteraad erover heeft gedacht, voor het kleuteronderwijs bestemde gelden zo maar tussen twee raadsleden te verdelen. De lezer oordele zelf: ‘Een lange discussie is er voorts nog geweest over de verdeling van de gelden, uitgetrokken voor het bijzonder kleuteronderwijs tussen de heren Hangelbroek en De Jong (K.V.P.)’. Als belastingbetaler en kiezer protesteer ik tegen zulke opvattingen! Of.... heeft die lastige(?) woordschikking de schrijver weer eens parten gespeeld? | |
Het minsteDe rubriek ‘Uit de Zuidafrikaanse bladen’ mag niet te veel ruimte van Neerlandia in beslag nemen. Dus verheugen we er ons in, dat het Hollandia Club Nieuws, dat ons ter inzage werd gezonden (van 15 Juli 1950) ons aanleiding verschaft om in een andere rubriek even de aandacht te vestigen op de Hollandia Club te Pretoria, die zich blijkbaar uitput in het geven van allerlei feestelijkheden aan haar leden en hun gezinnen en genodigden, waarvoor een nieuw gevormd gezelligheids- en sportcomité en een damescomité allerlei geneugten voorspiegelen, waaronder wedstrijden, welke we zelfs hier door de radio niet hoorden noemen van ‘snookerclubs’ en ‘dartverenigingen’. Maar nu ter zake. Het ‘Snookerteam’ van de Hollandia Club was uitgenodigd voor een wedstrijd te Brits (die het verloor). De ontvangst, zegt het blaadje was reusachtig en overrompelde de gasten geheel. En toch beweert de schrijver P.B(otbijl) Jr.: Een dergelijke gastvrije ontvangst was inderdaad het minste, waarop we hadden gerekend. Hadden ze dus nog meer verwacht? Dan waren ze toch wel buitengewoon veeleischend, want hij laat er onmiddellijk op volgen: ‘De gastvrijheid werd dermate opgevoerd, dat we er bijna verlegen onder werden’. Ja, die woordschikking toch! De schrijver bedoelde natuurlijk te zeggen, dat hij op een dergelijke gastvrije ontvangst allerminst had gerekend. Maar waarom dan toch die rare draai? De inhoud geeft aanleiding tot nog meer vragen. Zo is er een advertentie van ‘Die M. drukkery’. Drukt die alleen maar M's? R. | |
d en tIk krijg de indruk, dat men (althans kranten en tijdschriften en zelfs briefschrijvers, die eerst onlangs het einddiploma ener middelbare school verkregen) sedert de invoering van de vereenvoudigde schrijfwijze er niet minder slordig op is geworden. Herhaaldelijk constateer ik fouten tegen spelregels, welke ik, voor zover ik mij herinner, sinds ik in de derde klasse van de lagere school zat, niet meer heb gemaakt. Gaat het onderwijs achteruit? Een voorbeeld: Onlangs kwam ik in een tijdschrift het woord hartvochtig tegen in plaats van hardvochtig, dat toch alles behalve synoniem is met weekhartig. | |
[pagina 12]
| |
ei en ijVochtig en week behoren wel bij de brij, hoewel zo omstreeks 60 jaar geleden een straatliedje veel werd gezongen, waarin voorkwam: ‘Zolang de lepel in de brijpot staatGa naar voetnoot1), treuren wij nog niet’. En brij en pap zijn vrijwel gelijk van betekenis. Doch met de breikous, zo algemeen in die tijd, hadden ze niets uitstaande. Die kwam pas aan de beurt als de pap op was. Hoe ik daar nu zo op kom? Ik zal het U zeggen. In de Haagsche Post (welke op het punt van slordigheid over het algemeen geen verwijt treft, ook niet nadat ze De Vries en Te Winkel vaarwel zei) komen wekelijks één of meer dikwijls vernuftig gevonden puzzles voor, soms zelfs zeer leerzaam. Zo ook in het nummer van 22 Juli 1950. Wist U bijv. wat een palindrome is? Ik niet, doch ik heb het nu geleerd. Een palindrome, zegt de puzzle-redacteur, is een woord, welks letters symmetrisch zijn ten opzichte van het midden, zoals ‘Reinier’, of nog langer, dus mooier, ‘parterretrap’ en.... ‘papierbreipap’. Kende U dit laatste woord? Ik alweer niet, maar zolang ik niet weet, wat het betekent, zal ik het toch maar niet gebruiken. Op gezag van de redacteur neem ik aan, dat ‘lepel’ een palindrome is (ik ken er wel meer), ook begrijp ik wat papierpap is, maar wat dat te maken heeft met het breiwerk van de huismoeder is me een raadsel. Ik las wel van kleren van glas of van papier, zelfs van melkwol en steenkolenmelk, maar de combinatie van papier of pap met breien is me wat al te gortig.Ga naar voetnoot2) R. | |
Voor schut lopen (staan)Van Dr H.L. Bezoen, wiens artikelen o.a. in ‘De Vacature’ in ruime kring belangstelling wekken, ontving ik een vriendelijke brief met een overdrukje uit ‘De Nieuwe Taalgids’ van Juli 1950. Ik stel dat zeer op prijs. In bovenstaande overdruk behandelt de heer Bezoen de uitdrukkingen voor schut lopen (staan) en verschut staan, die als echte volksuitdrukkingen vaak worden gebruikt en zelfs enige neiging hebben om gepromoveerd te worden naar andere taalkringen. Bezoen vermeldt o.a. deze zin: ‘Het is Stikkers stijl niet ministers voor schut te zetten of belachelijk te maken’ (Groene Amsterdammer 11-2-'50). Toch blijft het waar, wat Dr Bezoen in z'n brief schrijft, dat zijn onderzoek heeft uitgewezen, ‘dat de bedoelde zegswijzen stellig niet tot het klassieke Nederlands behoren en eer modern en van enigszins twijfelachtige komaf moeten heten’. Vermoedelijk is de heer Ter Laan de eerste, die in zijn ‘Nederlandsche Spreekwoorden, Spreuken en Zegswijzen’ de herkomst dezer uitdrukkingen uit het Bargoens heeft opgenomen in een voor ieder toegankelijk woordenboek. In mijn jeugd, die ik heb doorgebracht in het Utrechtse, noteerde ik deze uitdrukking herhaaldelijk. In Zeist bijv. zei men o.a. ‘Meid (liever nog Dere), je ken die hoed niet opzette, je loop gewoon voor schut.’ En: ‘hij stong voor schut.’ ‘Verschut’ heb ik zelf nooit gehoord en ik vermoed, dat het publiek, dat ‘verschut’, dat volgens Dr Bezoen het oorspronkelijke woord is, niet heeft begrepen en het ‘ver’ in ‘voor’ heeft veranderd. In het zakwoordenboekje van het Bargoensch ‘De Boeventaal’ van W.L.H. Köster Henke, Dockum 1906, staat: ‘Verschud of verschut, betrapt, gevat. Als ik nu weer verschud kom (gearresteerd word) kan ik rekenen op kimmel jantjes (3 jaren). Maar enfin, verschud-verschud (ik moet het er op wagen). De jongen was verschud geworden wegens een oksenaartje (horloge). Aan het artikel van Dr Bezoen ontleen ik nog het volgende: ‘De uitdrukking verschut staan betekent naar men weet: in zijn hemd staan, beschaamd staan te kijken, bij voorbeeld van iemand die in het bijzijn van anderen op een leugen wordt betrapt. Daarnaast is in allerlei kringen, die wel eens gemeenzame taal bezigen, in zwang iemand verschut zetten voor: iemand openlijk beschaamd maken of aan de kaak stellen; en verschut lopen; zo raar gekleed, dat het de spot van anderen opwekt.’ Na de resultaten van zijn onderzoek te hebben medegedeeld vervolgt Dr Bezoen aldus: ‘Genoeg om te besluiten dat verschut van ouds tot de taal van de jongens van de vlakte behoort! En het komt mij voor, dat dit verschut hetzelfde woord is als dat in verschut staan; wie genoeg fantasie heeft om zich ook de op heterdaad betrapte, onthutste en diep beschaamde boef voor te stellen, zal dat dunkt mij niet onwaarschijnlijk willen noemen. En al beschouwen wij de laatstgenoemde uitdrukking wel niet meer als bargoens, het slang-achtige karakter ervan maakt de veronderstelling toch niet minder aannemelijk.’ Naar haar oorsprong zal deze uitdrukking dus niet voor ('t) schut staan, zetten, lopen moeten zijn, maar verschut enz. Mijn hartelijke dank aan Dr Bezoen. E.H.B. |
|