Neerlandia. Jaargang 54
(1950)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdLeestafel | |
Die digter as intellectueel, deur N.P. van Wijk Louw; rede, uitgespreek bij die aanvaarding van die amp van Buitengewone Hoogleraar in die Suid-Afrikaanse Taal, Letterkunde, Kultuur en Geskiedenis aan die Universiteit van Amsterdam op Maandag 22 Mei 1950; uitg. A.A.M. Stols, 's-Gravenhage. Constantie-Johannesburg.Wie deze rede, die op sommige bladzijden niet altijd even duidelijk is, uitgelezen heeft, legt haar even weg, om eens na te denken, over wat deze dichter-denker heeft gezegd. Het gaat hier over het probleem van de verhouding tussen inspiratie en rede, of anders gezegd, over het wezen van de poëzie. Van Wijk Louw is niet de eerste geweest, die dit vraagstuk aan de orde heeft gesteld; hij zal ook de laatste niet zijn. In ieder gedicht, een goed gedicht dan, zit naast een stuk redelijkheid een ongrijpbaar irrationeel element. Maar - en de intellectueel komt in deze voortreffelijke rede minder goed tot zijn recht dan de dichter, in ieder wetenschappelijk onderzoek zit eveneens naast een groot, zeer groot stuk redelijkheid een belangrijk irrationeel deel. De meest intellectuele werkzaamheid op mathematisch gebied zal uiteindelijk en ten lange leste moeten culmineren in het irrationele. Zelfs het uitgangspunt lijkt me irrationeel. Wie niet gelooft aan en in de werkelijkheid, hij is, naar mijn gevoelen noch dichter, noch intellectueel. De dichter is tenslotte ziener. Hem wordt het leven geopenbaard. En hij verwoordt het zoals zijn geestesoog het ziet. En wij volgen hem in zijn tempel. Maar door het geloof. Door hem zien wij. Maar tot het binnenste heiligdom komen wij alleen, wanneer wij de zinnelijke waarneming loslaten om in extase te kunnen juichen: nu ziet mijn oog wat in mijn denken niet opkwam. Daarom is het zo waar, wat Van Wijk Louw schrijft: ‘Ek glo dat 'n mens die sentrale geheim van die poësie nie kan omskrijf nie, alleen aandui.’ (bl. 13) Deze rede zet tot denken aan. En het is een voorrecht dat de Dichter-Hoogleraar in deze rede een program heeft gegeven voor een arbeid, waarvan niet alleen beoefenaars van de taal van Zuid-Afrika, maar ook van de Nederlandse taal kunnen profiteren. E.H.B. | |
[pagina 12]
| |
Gedenkboek, uitgegeven ter gelegenheid van het zestigjarig bestaan der N.V. Koninklijke Nederlandsche Petroleum-Maatschappij. 16 Juni 1890-1930. 212 bldz.Niet bijzonder gelukkig is de ‘Koninklijke’ met de gedenkdagen: het 25-jarig bestaan (16 Juni 1915) viel in de eerste wereldoorlog; het 50-jarig bestaan viel op 16 Juni 1940. De zetel der Maatschappij was 10 Mei 1940 naar Curaçao verplaatst. De geschiedenis der Maatschappij van haar oprichting af is tot 1914 vastgelegd door Prof. Dr F.C. Gerritsen. Opgericht 16 Juni 1890 met een concessie, die Aeilke Jansz Zijlker had verkregen van de vorst van Langkat en zijn rijksgroten, met een maatschappelijk kapitaal van 1.300.000 gld., waarvan 1.100.000 gld. aan het publiek werd uitgegeven, dacht de jonge vennootschap (Koning Willem III gaf haar het praedicaat ‘Koninklijke’) niet, te zullen opgroeien tot een maatschappij van wereldnaam. Jean Baptiste August Kessler nam in 1892 de leiding over van de eerste directeur De Gelder. Van 1901 tot 1936 was H.W.A. Deterding de leider, met naast hem Jhr Ir H. Loudon. Ook anderen dienen genoemd: Mr A.J. Cohen Stuart, H. Colijn. Ir J.E. de Kok enz. Deze mensen streefden van de aanvang af naar samenwerking met andere Indische petroleummaatschappijen: de Tarakan, de Sumatra Palembang, de Moesi Ilir, de Moeara Enim, de Dordtsche en de Ned. Ind. Industrie- en Handel-Mij. Het kapitaal dezer laatste Mij was geheel in handen van The ‘Shell’ Transport en Trading Co Ltd te Londen. Het contact met de N.I. Ind. en Handel-Mij, waarin de olieconcessies op Borneo waren, en waaruit eens Balikpapan zou groeien, leidde in 1907 tot het beroemde verbond tussen Koninklijke en Shell. Ze bleven twee afzonderlijke maatschappijen, doch zij deelden in de nieuw opgerichte N.V. De Bataafsche Petroleum Mij, die zou exploreren en exploiteren en de Anglo-Saxon Petr. Company Ltd, die zou vervoeren. Zodra de Standard Oil Cy vaste voet had gekregen in Ned. Indië, waar de Koninklijke haar werkzaamheden was begonnen en waar de Amerikaanse concurrent de hand had gelegd op vergunningen in Java en pogingen deed om de belangrijke Djambiconcessies te krijgen, heeft de Koninklijke/Shell groep met succes getracht haar zaken ook over Amerika uit te breiden. In 1922 werden de door de Groep verworven Amerikaanse belangen samengebracht in de Shell Union Oil Corporation. In Venezuela doet de Groep reeds in 1912 haar intrede; in 1915 wordt besloten tot middelpunt voor de verwerking en verscheping van de olie uit Venezuela het eiland Curaçao te kiezen; de raffinaderij aldaar, een der grootste der wereld, werd 23 Mei 1918 in bedrijf gesteld. In Rusland (ging verloren), Mexico (genationaliseerd in 1938) en Roemenië (gesloten) werden door de Groep belangrijke oliegebieden in exploitatie gebracht. De Diadema Argentina S.A. de Petróleo heeft krachtig medegewerkt aan de ontwikkeling der Argentijnse oliewinning. Veel is in de laatste wereldoorlog vernield (behalve in Pladjoe). Maar de Koninklijke herstelt zich gelukkig overal. Het geplaatste kapitaal bedroeg in 1949 rond 908 millioen gulden. Hoge dividenden werden vaak uitgekeerd. Ruim de helft van het kapitaal bevindt zich in Nederlandse handen. Dan verschaft de Koninklijke een enorme werkgelegenheid: eind 1949 ruim 256.000 man personeel over de gehele wereld. En voor al die mensen sticht de Mij woningen, clubgebouwen, scholen, ziekenhuizen en kerken. Het boek bevat voorts allerlei belangrijke artikelen over: opsporing, winning, verwerking, chemische industrie, transport, verkoop. Tal van illustraties versieren de tekst. We deden slechts enkele grepen uit dit mooie boek. Het is in onze stamboekerij opgenomen. Q. |
|