Neerlandia. Jaargang 54
(1950)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOns taalhoekje | |
Zelfs geen Frans.Daar sluipen in onze taal vreemde gasten binnen. Het zijn niet alleen ongewenste; maar zelfs vreemdelingen van zeer twijfelachtige oorsprong. Zo lazen wij in D.C.v.d. Poel: Inleiding tot de sociologie van Nederland (Den Haag, 1949) op bl. 63 de volgende zin: ‘Een groot spreker is de Nederlander als regel (moet zijn “in de regel”) niet. Hij heeft geen flux de bouche en rhetoriek maakt hem wantrouwig.’ Op dat flux de bouche heb ik het niet begrepen. Eigenlijk vind ik zulk een ‘stroom’ een beetje onsmakelijk ook. Noch Larousse, noch Gallas geeft het. Die gebruiken voor deze ‘woordenstroom’ de goede uitdrukking: flux de paroles, of iets zeldzamer flux de langue. Wij menen wel eens Frans te spreken, maar daarom is het nog niet altijd Frans. En wij zouden maar liever hiervoor het kernachtige Nederlands te gebruiken. Nederlanders mogen dan geen redenaars zijn, ze zijn vaak te goed van de tongriem gesneden om het zonder flux de bouche te kunnen stellen. In dat geval lijkt een zakdoek een behoorlijk en een noodzakelijk voorwerp. § | |
Engels in sportverslagenIn de Nieuwe Courant vonden we het volgende: Tackle against Aad Mogen we zo vrij zijn de radioverslaggever, die gisteravond de wedstrijd Zweden - Nederland versloeg, even ‘te tackelen?’ Niet zo maar ‘aanvallen’, maar tackelen. Over de talrijke ‘slidings’, die hij weer maakte door onze mooie Nederlandse taal. |
|