Onnut besteed geld en werk voor verdwenen mogelijkheden
Aan het Ministerie voor uniezaken en overzeese rijksdelen is een afdeling Cultureel Contact.
Deze heeft in het afgelopen jaar, in samenwerking met het Indisch Instituut te Amsterdam, het Indisch voorlichtingsbureau voor de provincies Friesland, Groningen, Drenthe en Overijssel te Leeuwarden, het bureau Conisa en met instemming van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, wederom lezingen over land en volk van Indonesië gehouden voor gymnasia, lycea, hogere burgerscholen en handelsdagscholen, kweekscholen en scholen voor middelbaar nijverheidsonderwijs.
Die afdeling heeft het voornemen ook voor het volgende cursusjaar, zij het wellicht in ander organisch verband, een programma samen te stellen, dat belangstelling voor onze Unie-partner Indonesië, alsmede voor Suriname, de Nederlandse Antillen en Nieuw-Guinea bij de schoolgaande jeugd kan wekken. De school kan uit 12 lezingen een drietal kiezen (zo gewenst met lichtbeelden), terwijl ook een filmvoorstelling over Indonesië kan worden gevraagd. De lezingen, waaraan geen kosten zijn verbonden, worden gehouden door deskundigen, die over te behandelen onderwerpen uit eigen ervaring kunnen spreken. De kosten voor de filmvoorstelling worden zo laag mogelijk gehouden; de afdeling heeft een eigen toestel.
En de afdeling doet nog meer. Zij geeft ook ‘Schakels’ uit, een drukwerk, waarin teksten van ‘causerieën’ van de ‘Radio-rubriek Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen’ worden opgenomen (o.a werd in Mei en Juni 1950 voor de radio viermaal in de week een lezing van telkens 15 minuten gehouden) welke uitgave regelmatig aan de scholen wordt toegezonden.
Op de begroting voor 1950 van dat Ministerie is oorspronkelijk voor de afdeling Cultureel Contact geraamd voor personeelsuitgaven f 54.890.-; algemene uitgaven f 33.000.- (w.o. voor filmkosten f 16.000.-); personeelsuitgaven voor radio-uitzending het Rijk overzee f 5.020.-; algemene uitgaven voor hetzelfde f 8.490.-; beloning voor het houden van lezingen f 4.000.-; subsidie aan het Informatie Bureau der vier noordelijke provinciën te Leeuwarden niets (op de begroting voor 1948 en die voor 1949 was telkens f 18.000.- geraamd); bijdrage aan de Kon. Vereniging Indisch Instituut te Amsterdam f 150.000.- (deze gelden moeten dienen voor het zoeken naar wegen en middelen, om de banden met Indonesië op de grondslag van vrijwillig samengaan zoveel mogelijk te bestendigen en te versterken, alsmede om technische hulp te verstrekken aan onontwikkelde gebieden onder auspiciën van de Verenigde Naties); de Stichting voor de culturele samenwerking tussen Nederland, Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen te Amsterdam f 1.890.000.-; subsidie aan de Stichting ‘Tisna’ (Tentoonstelling Indonesië, Suriname, Nederlandse Antillen) f 18.000.- (de bedoeling hiervan is instructie te geven t.a.v. de overzeese gebiedsdelen aan de Nederlandse jeugd door middel van een reizende tentoonstelling, welke werd ingesteld met medewerking van het Indisch Instituut te Amsterdam, het Rijksmuseum voor volkenkunde te Leiden en de afdeling tentoonstellingen van de Rijksvoorlichtingsdienst.
Men ziet, dat de afdeling Cultureel Contact met ruime hand (uit een schrale beurs) geldelijk wordt in staat gesteld om voorlichting te geven en te doen geven, ook met betrekking tot Indonesië. Maar m.b.t. Indonesië is het mosterd na de maaltijd, daar al het geld, hetwelk hiervoor wordt uitgegeven, en al het werk, dat hiervoor wordt verricht, geen zin meer heeft. Immers, Indonesië maakt zich als ‘Unie-partner’ hoe langer