Brussel door een slechte Nederlandse bril bekeken
Tijdens een kort verblijf in Nederland troffen wij op de leestafel van een koffiehuis een toeristisch tijdschrift aan (was het ‘Reizen en Trekken’?), waarin naast een beschrijving van de bezienswaardigheden van de voornaamste Belgische steden, en voornamelijk van Brussel, de volgende op zijn minst eigenaardige beschouwingen te lezen waren:
‘Wat Brussel voor de Nederlanders bijzonder aantrekkelijk maakt is de Franse sfeer die er heerst. Daarom wordt deze stad - niet zonder reden - wel eens Klein-Parijs genoemd.’
Dergelijke voorstelling van zaken moge wellicht een uitstekend middel zijn om de toeristische bedrijvigheid in de hand te werken, van een gezond inzicht in de werkelijke verhoudingen en van een gaaf Nederlands bewustzijn getuigt zij allerminst.
In dit tijdschrift en trouwens ook in talrijke dag- en weekbladen werd er herhaaldelijk op gewezen, dat de Belgische hoofdstad, al vertoont zij duidelijke sporen van verfransing, in wezen toch haar oorspronkelijk Vlaams karakter heeft behouden, en dat men er bijna overal met goed Nederlands terecht kan komen.
De ‘Franse sfeer die er heerst’ is zeker niet die van Parijs, Lyon of Marseille, en de Nederlander, die er zijn vacantie komt doorbrengen, hoeft dit ook te weten, indien hij geen ontgoocheling wil oplopen, wanneer hij zich in deze al te aanlokkelijk voorgestelde ‘Franse sfeer’ laat opnemen.
M.v.G.