Neerlandia. Jaargang 54
(1950)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdLeestafel | |
Onderdrukking en Verzet. Aflevering 16. Uitg. J.M. Meulenhoff, Amsterdam en Van Loghum Slaterus N.V., Arnhem.Deze aflevering opent met het vervolg van de beschouwingen van Dr L.G. Kortenhorst over Het Economische Leven. (De omvang van de buit; roof, restitutie, reparatie.) Onder meer werden geroofd door en ten behoeve van onze oosterburen ongeveer 50.000 grote en kleine machines behorende tot het productie-apparaat, een grote waarde vertegenwoordigend, bij de N.V. Mekog te IJmuiden voor ruim een millioen gulden, voorts o.m. paarden, runderen en varkens, schepen en baggermolens, locomotieven en locomotoren en ander spoorwegmateriaal, autobussen, auto's, motor- en andere rijwielen in groten getale, telefooninrichtingen, goud en kunstschatten van allerlei soort, bijv. meer dan 350 schilderijen van beroemde Nederlandse schilders, gehele bibliotheken, enz. Een volgend hoofdstuk handelt over de Nederlandse Oost-Compagnie. Dan volgen Prijsbeheersing en Zwarte handel. In de rubriek Financiën onder redactie van Prof. Mr B.C. Slotemaker, schrijft Dr F.H. Repelius een belangrijk artikel over ‘De Nederlandse Bank’ en Tj. S. Visser over ‘De papieren schim naast de economie.’ | |
Van Graafschap Limburg tot provincie Limburg, door C.A. Huygen. De wapentekeningen zijn van Kol. b.d. J.C.P.W.A. Steenkamp. Uitgevers-maatschappij ‘Ernest van Aelst’, Maastricht-Vroenhoven 1949; prijs 4 gld.Voor dit boekje schreef Mgr Dr P.J.M. van Gils, die o.m. ondervoorzitter is van het Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap, een ‘voorwoord’, waarin hij het een ‘vademecum’ voor velen en voor de onderwijzer ‘een beknopte behandeling der Limburgsche historie’ noemt. Het is eigenlijk een uitvoerig jaartallenboek, waardoor men bij de bestudering van de Limburgse geschiedenis deze in het raam van de tijd zal kunnen plaatsen. Men late zich hierdoor niet afschrikken. In de tekst en in de bijlagen komen heel wat op het oog ‘losse aantekeningen’, voor, die de aandachtige lezer de overtuiging geven, dat de schrijver een buitengewone kennis omtrent Limburg bezit. Het boek is geen lectuur, die zo maar achter elkaar gelezen wordt. Het is een vraagbaak en een ernstige en beproefde gids voor wie zich met dit deel der geschiedenis bezighoudt. Een vrij omvangrijke literatuurlijst is aan het slot van het boek te vinden. Voor studerenden heeft het verdiensten. En die erkennen wij dan ook gaarne, E.H.B | |
[pagina 9]
| |
De Boer in de Groninger Letteren, door K. ter Laan; uitg. A.J.G. Strengholt's Uitgevers-Mij, Amsterdam-C; prijs 6,90 gld.We hebben bewondering voor de heer K. ter Laan, die ondanks zijn hoge leeftijd nog altijd de kracht heeft om boek na boek te schrijven. Het boek, dat thans op onze leestafel ligt en dat wij met meer dan gewone aandacht hebben gelezen, is een studie op zichzelf. Wel is de Groninger literatuur nog niet oud, althans de geschreven literatuur niet, maar, als we het jaar 1820 als begindatum nemen, toch wel in korte tijd belangrijk geworden. De Groninger boer is maar niet een gewone boer. Hij is typisch in Groningerland. Wie zijn beeld ontleedt, ziet eigenschappen, die kenmerkend zijn voor het Groninger volkskarakter. Ter Laan tekent hem voortreffelijk. Hij doet dat met zeer sprekende stukken uit de Groninger literatuur, poëzie en proza. Ge ziet hem zoals hij uiterlijk is. ‘Wie hem ziet, gelijk hij daar henengaat, moet wel aanstonds aan een vaste rots of stevigen eik beginnen te denken....’, aldus Thineus, oftewel Ds van Duinen. Deze heeft hem ook van binnen bekeken en schildert hem zo: ‘Het gevoel van onafhankelijkheid, dat in hem woont, heeft zijn ziel even dik en gehard gemaakt, als zijn stevig ligchaam is.... Maar de Groninger boer heeft ook andere karaktertrekken. Ter Laan laat ze ons zien. Hij ontleent de gegevens aan schrijvers als Ds G. Bakker, L. Doornbos, G.W. Spitzen, P. Keuning, Jan Boer, Mr T.P. Tresling, Mr A.S. de Blécourt en vele anderen en geeft ons hier een boek, dat we telkens opnieuw grijpen om er in te lezen en te genieten van de kostelijke humor; maar ook om te peilen de geestelijke hoogmoed, die bijna onmenselijk wordt. 'n Rijk boek, dat we vele lezers toewensen. E.H.B. | |
De verhouding tussen Volk en Krijgsmacht in Nederland, door A.B.W. van der Hoop. Uitg. J.B. Wolters, Groningen-Batavia. Prijs 1,25 gld.Bovenstaand boek, dat een nummer is uit de sociaal-paedagogische reeks werd ons toegezonden in opdracht van het Nutsseminarium voor Paedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam. Hiervoor betuigen wij onze vriendelijke dank. De schrijver, die Majoor der Infanterie is, heeft hier, voor zover ons bekend is een eerste stap gedaan op een terrein, dat in Nederland nog niet, of althans nog maar zeldzaam betreden is. Het Nederlandse volk is nu eenmaal een weinig militair volk. Dat heeft zijn goede, ook zijn kwade zijde. De kwade kant is wel, dat er een zekere spanning bestaat tussen ons volk en zijn krijgsmacht. Hiervoor zijn oorzaken. Principiële, sociologische, economische en psychologische oorzaken. De geachte schrijver, die deze oorzaken op een rustige en zakelijke manier behandelt, verdient alle lof, omdat hij ook positief er naar streeft om in de bepaalde verhoudingen tussen ‘volk’ en ‘krijgsmacht’ verbetering te brengen. Wik zijn er ons volkomen van bewust, dat hier grote moeilijkheden liggen, maar kunnen niet nalaten de heer Van der Hoop de lof te geven, dat hij nergens de grens der eerlijke zakelijkheid heeft overschreden. Ieder, die het wel meent met ons volk, zal goed doen, dit rustig geschreven boekje te lezen en te overdenken. E.H.B. |
|