Neerlandia. Jaargang 54
(1950)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdLeestafel | |
Geschiedenis van de Nederlandse Stam, door Prof. Dr P. Geyl, Deel II; uitg. Wereldbibliotheek N.V., Amsterdam-Antwerpen, 1949.Al betreft dit boek een ‘herziene uitgave’, toch kan het niet anders, of voor het A.N.V. is er alle aanleiding om op dit fraaie standaardboek de aandacht te vestigen. Dit gedeelte bevat de geschiedenis van 1648-1751. Het is bekend, dat dit tijdvak wel vrij algemeen beschouwd wordt als een zeer belangrijk gedeelte van onze geschiedenis. Bij Geyl krijgt het uit de aard der zaak niet dat relief, dat het bij andere schrijvers heeft. De oorzaak hiervan is duidelijk. Wie de geschiedenis van de Nederlandse stam beschrijft kan niet buiten beschouwing laten de bloeitijd van Vlaanderen, Brabant en Limburg, maar ook het verval - en misschien mogen wij wer spreken van de verwaarlozing en achteruitzetting - van deze landen, tijdens het bloeitijdperk van Holland en Zeeland, dat algemeen als de ‘Gouden eeuw’ wordt aangeduid. Daardoor krijgt een boek als dit een heel andere achtergrond. En tegen die achtergrond worden de feiten uit de aan ons op school overgeleverde geschiedenis, anders gezien on anders gewaardeerd. Ik kan het daar valkomen mee eens zijn en zou wensen, dat we ‘onze’ geschiedenis eens wat meer van uit dit standpunt wilden bekijken. | |
[pagina 10]
| |
Het zou, naar mijn gevoelen, onze geschiedbeschrijving wat bescheidener en wat voornamer doen worden. Dat zou ons onderwijs ten goede kunnen komen. En hierdoor zou aan de opleiding en voorbereiding van hen, die op internationaal terrein straks moeten optreden, een niet onbelangrijke bijdrage geleverd worden. Wij zijn voor die taak wel eens wat al te bekrompen en te klein. Wij leven te veel uit de gedachte: geen plekje zo goed als onze woonplaats, geen land zo goed als ons land. Dat is - te zelfvoldaan. En dat maakt niet geschikt om aan conferentietafels te zitten en daar ook gewaardeerd te worden. Wij moeten weten, dat de wereld groter is dan onze stad of ons dorp, en dat ‘Nederland’ niet beperkt is tot het gebied binnen de enge landsgrenzen, maar dat Nederland een begrip is, dat in de wereld overal is daar, waar de Nederlandse geest nog aanwezig is. Daartoe kan geschiedenisonderwijs, - goed geschiedenisonderwijs, dienen. Maar dan moet het gegeven worden, zoals de heer Geyl dat beproeft in dit fraaie, degelijke boek, dat wij daarom van harte aanbevelen met de wens, dat het alom gelezen en herlezen zal worden. E.H.B. |
|