Neerlandia. Jaargang 54
(1950)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOns taalhoekje | |
De punt achter afkortingenWij ontvingen van twee kanten opmerkingen hierover. Ziehier wat Doctor F.C. Dominicus erover schrijft: In ‘Neerlandia’ van December 1949 schrijft de heer E.H.B. in een boekbeoordeling: Eén vraag: ‘Waarom staat achter Dr op de titelbladzijde 'n punt. Wij achten het juister deze weg te laten’. Ik ben het met dit laatste niet eens en ik haal enige spraakkunsten aan om te zeggen waarom niet. Terwey-Mieras geeft aan: ‘een punt achter verkortingen’, Rijpma en Schuringa: ‘na afkortingen’, Tinbergen: ‘na afkortingen’. Lovendaal: ‘na verkortingen’. Dr B.C. Damsteegt schrijft in zijn boek: ‘In de doolhof van het Nederlands’: ‘We zetten geen punt: Als in een afkorting de laatste letter van het woord staat: Dr, Drs, Ds, Mr, enz.’ Maar, toen ik, nieuwsgierig geworden, hem vroeg, waar hij deze regel had gevonden, bleek mij dat hij die zelf had opgesteld, natuurlijk geheel te goeder trouw. Nu lijkt mij dit onjuist. Als er in alle mij bekende spraakkunsten, die dit onderwerp behandelen, uitdrukkelijk wordt gesproken over een punt na afkortingen of verkortingen, waarmee wij in de aangehaalde gevallen (Dr., Mr., enz.) ongetwijfeld te doen hebben, dan gaat het niet aan, deze regels eenvoudig op zij te zetten en ze door hun tegengestelde te vervangen. Het lijkt mij een soort van bevlieging als die, welke nu al weer haast tot het verleden behoort: het schrijven van eigennamen zonder hoofdletter b.v. piet jansen die zich verlooft met jannetje pieterse. Als ik geen bewijzen krijg voor het veranderen van de regel betreffende de punt achter afkortingen, blijf ik geloven dat ik die plaatsen moet.
* * *
De heer P. Glas Jz. te Kapelle-Biezelinge daarentegen schrijft ons, dat de opmerking omtrent het weglaten van de afkortingspunt achter Dr (op blz. 140 van ons Decembernummer) hem ‘uit het hart gegrepen’ was, doch hij ontdekte op blz. 139 de afkorting ‘St.’ en op blz. 141 ‘no.’ en verwijt ons dus terecht inconsequentie. De heer G. laat daarop volgen: ‘In de 22ste druk van Koenen-Endepols-Heeroma's woordenboek staat ook nog aangegeven No. of Nr.: numero, nummer. Ik heb de aandacht van Dr Heeroma hierop gevestigd en zijn opvolger als redacteur van genoemd woordenboek, Dr Bezoen, zal hiermee ongetwijfeld rekening houden. Zoals U wellicht bekend is, is Dr. Heeroma thans hoogleraar te Batavia.’
* * *
Ja, daar staan wij leken nu met de heer Glas tegenover zoveel taalgeleerden. En toch wagen wij het, onze opvatting met een enkel woord te verdedigen of althans te verklaren. O.i. moet hier de doorslag geven het antwoord op de vraag ‘Wat is het doel van die punt achter afkortingen?’ En dan zouden wij zeggen ‘De punt ter vervanging van weggelaten letters is vermoedelijk bedoeld als waarschuwing: lees niet onmiddellijk door, maar voeg hierachter wat weggelaten is.’ Waarschijnlijk uit sleur is toen die punt ook geplaatst achter de laatste | |
[pagina 11]
| |
letter van een verkort, doch niet afgebroken woordbeeld, waar ze niet dient ter vervanging van weggelaten letters, en dus o.i. haar eigenlijke doel mist. Zo ja, dan is het logisch haar in dat geval weg te laten. Dat ligt ook in de lijn van vereenvoudiging der schrijfwijze van de taal. En nu de hoofdletters. Bij eigennamen berust het gebruik daarvan vermoedelijk op een soort hoffelijkheid, misschien wat ouderwets, doch daarom nog niet verwerpelijk. En bij titels als Dr, Mr, Ir, enz.? Daarbij gebruikten we ze in de laatste tijd meestal niet, zulks in navolging van een taal- en letterkundig hoogleraar on doctor, doch bij nader inzien zijn wij van mening, dat ze een zekere eerbiedsbetuiging inhouden, die we de rechthebbenden niet willen onthouden. | |
‘Vanzelfsprekend’ en ‘Omwisseling’In een brief, gedagtekend op Dingaansdag (16 December) 1949 schreef de heer Dr Theodoor Cornelisse te Amsterdam ons het volgende: In het Decembernummer vind ik (op blz. 138, in kolom 1) het woord ‘vanzelfsprekend’. Ik meen, dat dat een (vooral in de pers en voor de radio-mikrophoon) maar al te veel gebruikt Germanisme is (selbstverständlich), dat men in Uw blad niet moest aantreffen. I.e.Ga naar voetnoot*)) staat er: het is vanzelfsprekend, wat moet zijn: het spreekt van zelf. In andere gevallen kan men zeggen: zoals van zelf spreekt. ‘Een vanzelfsprekendheid’ (eine Selbstverständlichkeit), zoals men ook wel eens ziet gebruiken, is natuurlijk nog veel erger. Radio-luisteraars, die een eigen toestel bezitten, hebben van doen met ‘luistervergunningen’, documenten, die in verband staan met het voldoen (door opplakken van zegels) van luisterbijdragen. Nu en dan moet zo'n document geruild worden tegen een ander, en aan de verplichting daartoe wordt dan herinnerd. Vroeger sprak men voor de mikrophoon van ‘omwisseling’ van luistervergunningen; daartegen schijnt bezwaar te zijn gemaakt en nu durven ze blijkbaar dat Germanisme niet meer te gebruiken en spreken van: verwisseling. Maar in de Ned. Staatscourant en in advertenties in de omroepbladen staat nog steeds: omwisseling. Gaarne zou ik zien, dat U in een volgend nummer (in ‘Ons Taalhoekje’) terugkwam op ‘vanzelfsprekend’ en de aandacht vestigde op dat ‘omwisselen’ van luistervergunningen, in Staatscourant en advertenties in omroepbladen. (De desbetreffende berichten in de Nederlandse Staatscourant zijn afkomstig van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat). Met de meeste hoogachting,
THEODOOR CORRNELISSE. | |
Een stem uit het verledenIn de ‘Volksalmanals voor het jaar 1885, uitgegeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen’ vonden wij een zeer goed artikel van Prof. Dr J. Verdam over ‘Taalgevoel’. Het hele stuk is de overdenking en de betrachting ten volle waard. Wij veroorloven ons een gedeelte in deze rubriek over te nemen. Het kan geen kwaad. En men kan nooit weten, of het niet op een of andere wijze nuttig kan zijn. Wat we tegenwoordig in krant en boek lezen, wettigt de mening, dat ‘men’ het met zijn taal niet zo nauw neemt.
Prof. Verdom schrijft dan het volgende: (blz. 95) ‘Welnu, laten wij allen beginnen met hart te hebben voor onze taal; laten wij het besef bij ons en onze kinderen ontwikkelen, dat onze moedertaal recht heeft op dezelfde dankbare verering als onze moeder, omdat wij door haar zijn wat wij zijn, omdat zij de krachten en vermogens heeft gewekt en ontwikkeld, die in ons sluimerden. * * * Wij laten deze aansporing van de beroemde Neerlandicus zonder enige aantekening onzerzijds. Ze spreekt voor zichzelf. Wij hopen, dat deze goede raad niet in de wind geslagen wordt. § | |
BenuttenDit woord komt hoe langer hoe meer in gebruik. Toch vind ik het maar een lelijk insluipsel in onze taal, al weet ik wel, dat Van Haeringen het al in zijn woordenboek vermeldt. In de nieuwste uitgave van het Verklarend Zakwoordenboekje der Nederlandse taal door M.J. Koenen, schrijft de bewerker Dr H.L. Bezoen in het ‘Voorbericht’: ‘Ik heb die gelegenheid (n.l. tot beperking en tot plaatsgeven van nieuwe woorden) zoveel als mogelijk was benut.’ Kon dat nu niet anders? § | |
'n Zonderling taaltjeIedereen kent Anna Blaman. En haar boek: Eenzaam avontuur. Natuurlijk. Of hij houdt zich zo. Men behoort het immers te kennen. Niet iedereen kent echter haar taal. Dat is maar goed ook. Het zou voor zijn Nederlands niet bevorderlijk zijn Zo vonden wij dit op blz 64: - Zo zal het zijn, ten spijt van een belofte afgedwongen in een moment, waarop nu eenmaal alles kan beloofd worden, sans conséquence; ten spijt van een geëxalteerde meneer Peps, die als een groezelige schim, een soort materialisatie uit het ectoplasma van Alides driftenleven in mijn huis kwam rondwaren. Dit fraaie Nederlands schreef Anna Blaman. In haar boek: ‘Eenzaam avontuur’. Blz. 64.
§ | |
‘Anatomische dichtkunst’Toen wij bovenstaande opmerkingen geschreven hadden, was het bundeltje gedichten ‘Sneeuwwitje’ van Gerrit Achterberg nog niet onder onze ogen geweest. Hierin komen de volgende onderwerpen voor, die de dichter blijkbaar hebben kunnen inspireren. Als dat tenminste nog mogelijk is in onze mechanisch-materialistische tijd. Wij vragen de aandacht onzer lezers voor deze, titels: ‘Weerbericht’, ‘Reflexie’, ‘Ectoplasma’, ‘Hangkast’, ‘Inflatie’, ‘Papyroline’, ‘Kegelsnede’, ‘Quadratuur’, ‘Euclides’, ‘Transplantatie’, ‘Reincultuur’. Er zijn er nog meer. Maar wij menen, dat dit toch in ieder geval geen half werk is. Onze prozaschrijvers en poëten schijnen nog al druk in de weer met dat ‘ectoplasma’. Een gewoon mens kijkt daar vreemd tegenaan. En warempel, wij hebben er zelfs Pinkhof's Geneeskundig Woordenboek voor op moeten slaan om een behoorlijke verklaring te krijgen. Voor wie nog wat anders leest dan Sinterklaasversjes, zij daarom medegedeeld, dat ectoplasma ‘de buitenste taaie, stijve protoplasmalaag van sommige eellen en van de amoeben is’. Misschien mogen wij een kleine verzameling van samenstellingen met ‘ecto’ aanbieden voor volgende voortbrengselen der proza- of dichtkunst: ectomie, ectoparasiet, ectopia, zelfs bestaat er een ectopische zwangerschap en een ectopagus. En Nurkse mensen, die van dichtkunst geen snars verstand hebben, willen wel beweren, dat bovenstaande literaire voortbrengselen wel iets lijken op een ‘ectopagus’. Wij zijn het daarmee niet eens. Vanzelf; maar wij zijn ook geen Nurks, en evenmin een geestelijk gynaecoloog. Wij zouden het echter wel moeten zijn, om de stand van de hedendaagse dichtkunst te begrijpen. Want, wat zeggen onze lezers van onderstaand gedicht van L. Vroman? ‘Ontkleed ben ik een mager kaasgewrocht
waarin de zilte knoken ruikbaar knakken;
pollen winters gras drinken het vocht
uit holtes die te kort waren gehakken.
Een opgebroken ton van beenderduigen,
van zeen en zenuwen geknoopt, behangen
met gelijmd antiek en dunne, bleke slangen
waaruit het hart zijn lauwe dronk moet zuigen.’
Lezers, dit gedicht heet ‘Misverstand’. En daartoe bestaat ook alle aanleiding. § | |
[pagina 12]
| |
WoordgeslachtWij wezen er al eens eerder op, dat, als de naamvals-n vervalt, het zogenaamde woordgeslacht en dus het onderscheid tussen hij, zij, het, en tussen de bezittelijke voornaamwoorden in de verdrukking komt. Daarmede verband houdt een opmerking van de speurder op taalgebied, het verbondslid Glas, dat de aandacht vestigt op samenkoppeling van woorden als firma, N.V., maatschappij, dus wat wij zouden noemen zij-worden met hij-woorden als hofleverancier, juwelier, kweker. Wij zouden er nog bij kunnen voegen de samenkoppeling van eerstgenoemde in 't enkelvoud gestelde woorden met woorden in 't meervoud, doch het ‘geslacht’ schijnt meer tot de heer G. te spreken, dan het ‘getal’. Hij schrijft althans ‘Het gebruik van woorden als...... en dergelijke vóór de handelsnaam, geven nog al eens aanleiding’...... enz. Gelukkig was de eerste opmerking niet tegen ons blad gericht, doch we willen toch even ondeugend zijn en den schrijver er opmerkzaam op maken, dat hij het woord ‘bedrijf’ rangschikte onder de woorden, die ‘alle vrouwelijk zijn’. | |
‘Braaivleisaand’ of ‘Vleisbraaiaand’?Dezelfde heer Glas, die wij gaarne hulde brengen voor zijn nauwkeurig lezen van ons blad, viel over het woord ‘braaivleesavond’ (Rubriek ‘Zuid-Afrika blz. 136 in het midden van de eerste kolom). Hij vermoedt, dat de vertaler of zetter het woord ‘vleisbraaiaand’ (dat de heer G. zoals hij schrijft, heeft onthouden van een radioprogramma) heeft omgekeerd en dat dit bij nalezing over het hoofd gezien is. Wij zijn eerder geneigd aan te nemen, dat de samensteller van het radioprogramma het Afr. woord ‘Braaivleisaand’ heeft omgekeerd; hoewel ‘Vleisbraaiaand’ ook zeer wel te verdedigen zou zijn, geloven we toch niet, dat het de gebruikelijke naam is voor zulk een gezellige avond, waarin men zich te goed doet aan gebraden vlees of Afr. ‘braaivleis’.
Het volgende vonden we in ‘Die Burger’ van 4 Nov. 1949: | |
Twee TaaiesUit Clarkebury skryf mnr. P.J. Nel: ‘Ek hoor mense dikwels die sinsnede “sorteer onder” besig. Terwyl ek altyd onder die indruk was dat dit heeltemal verkeerd is, en dat dit “ressorteer onder” moet wees, merk ek op dat in Die Burger van Woensdag 6 Oktober, in die byskrif onder 'n foto van lede van die Sinode, gepraat wordt van “Sorteer onder”. Vir my het “sorteer” nog altyd slegs die betekenis van uitsoek’ gehad. Verder, is ‘inhandig’, waaraan venal predikante hulle zo dikwels skuldig maak, 'n ingeburgerde woord, of moet ons dit nog steeds as 'n Anglisisme beskou?’ Party taalonkruid is verbasend taai, net soos onkruid in 'n tuin, merk ons taalkundige redakteur op. Terwyl in kerklike kringe so dikwels gepraat word van 'n ringressort en 'n gemeentelike ressort, sou mens verwag dat die daarby behorende werkwoord ressorteer ook gebruik sou word i.p.v. sorteer, wat in hierdie verband heeltemal ontoepaslik is. ‘Inhandig’ is 'n letterlike oorname van die Engels ‘hand in’ en bestaan in suiwer Afrikaans nie. Ons besit reeds twee goeie woorde vir presies dieselfde begrip, n.l. inlewer en indien. Daar is dus glad geen rede om die Anglisisme in te bring nie. | |
Wat zijn materiële ambassadeurs?De dagbladen vertellen ons, dat de Hoge Comissarissen, die Nederland in de Republiek der Verenigde Staten van Indonesië en deze Republiek in het Koninkrijk der Nederlanden zullen vertegenwoordigen formeel niet doch materieel wel ambassadeurs zijn. Nu de betekenis van de ‘Kroon’ in de lucht schijnt te hangen, is het geen wonder, dat men ook met de Hoge Commissarissen in de war komt. |