Een stem, die we graag horen
Enige tijd geleden woonde ik in een bovenzaal(tje) van een der Amsterdamse café's een bijeenkomst bij van de werkgemeenschap ‘De lage landen’.
Ik heb er geen spijt van gehad.
De avond, die ik eigenlijk in mijn drukke werk niet kan missen, heeft mij goed gedaan.
Die geestdriftige jonge Nederlanders, die genoeg hebben van de traagheid, waartoe de ouderdom neigt, hebben me weer eens opgeknapt. Daar heb ik me thuis gevoeld.
Bij die gelegenheid heb ik voor het eerst kennis gemaakt met de Vlaamse priester Corsmit, die sprak over zijn geliefd Frans-Vlaanderen.
Ongekunsteld en geestdriftig, natuurlijk en eenvoudig vertelde hij over dat mooie land met zijn eeuwenoude Nederlandse cultuur. Hij droeg af en toe schone poëzie voor. Vooral Michiel de Swaen heb ik door hem en de manier, waarop hij diens gedichten zei, leren begrijpen .... en liefhebben. Natuurlijk heb ik hem gesproken ook. Ik heb hem gevraagd aan onze lezers te vertellen over dat gedeelte van Vlaanderen, dat wij te weinig kennen. Hij heeft dat beloofd.
En hij heeft zijn belofte gestand gedaan.
Hier volgt zijn eerste artikel.
Wij hebben slechts één wens. Vertel ons méér. Vertel ons veel. En wek Uw mensen daar op, de Nederlandse taal te leren, te lezen, te spreken en te begrijpen. Breng ze tot ons ‘Verbond’ om samen te strijden voor ons mooie Nederlands.
§
* * *
Op initiatief van het ‘Werk der Vlamingen’ te Rijssel in N. Frankrijk, welke vereniging zich het geestelijk en materieel welzijn van de honderden Vlaamse uitgewekene families aantrekt, en tevens dank zij de officiële goedkeuring en de steun van het Belgisch ministerie van openbaar onderwijs, werd in de gebouwen van hogergenoemde instelling sedert 1947 een cursus in Nederlands ingericht. De heer Salembier, leraar in de Engelse en Nederlandse taal aan het atheneum te Meenen, getroost zich twee keer per week de moeite om na een allesbehalve interessant tramritje van twee uur in Rijsel de bedoelde cursus te komen houden. Deze laatste omvat 4 lesuren per week, respectievelijk gevolgd door debutanten en meer gevorderden. Het merendeel der leerlingen is van Belgische afkomst. Hun ouders spreken veelal nog dialectisch Vlaams, de kinderen integendeel zijn niet in staat - zulks bij ontstentenis van hoger en lager onderwijs in het Nederlands - zich behoorlijk uit te drukken in de moedertaal of deze te lezen en te schrijven. Langs hun eigen familie om hebben zij de noodzakelijkheid ingezien om Nederlands te leren, willen zij bij herhaaldelijk bezoek aan verwanten in het Vlaams sprekend gedeelte van België niet voor vreemdelingen worden aangezien. Het is inderdaad zeer onaangenaam wanneer leden van eenzelfde familie elkaar niet meer zouden kunnen aanspreken in de landstaal. Ook Franse leerlingen volgen de cursus. Naar ze zelf getuigden, is het Nederlands voor een franssprekende een begeerd hulpmiddel om de verdere studie van de Duitse en Engelse taal te vergemakkelijken. Het Nederlands heeft bovendien voor N. Frankrijk in zijn politieksociale en economische betrekkingen met het aangrenzende Vlaams-België een uitzonderlijk belang. Dit nuttigheidsaspect van het Nederlands in Frans-Vlaanderen wist ook professor Berteloot te beklemtonen in de eerste van een reeks voordrachten in het raam van deze leergangen. De heer Berteloot, professor in de philosofie aan het college te Avennes (frans Henegouwen) behandelde het zeer persoonlijk gehouden onderwerp: ‘Waarom en hoe ik Nederlands leerde?’. Geboren in het mooie en nu bijna volkomen verwoeste stadje Bergen in Frans-Vlaanderen, hoorde hij in zijn kinderjaren het beeldrijke en zoetgevooisde Vlaamse dialect uit de mond van zijn volksgenoten. Ook op school was hij getuige van de oneerlijke kruistocht tegen dit voor minderwaardig gehouden dialect. Familiebetrekkingen brachten hem in Kortrijk en Avelgem, waar hij voor 't eerst Streuvels las en persoonlijk leerde kennen. Een vertaling voldeed tenslotte niet meer, de jonge student Berteloot voelde zich getrokken naar de levende Vlaamse tekst. Te dien einde vatte hij op eigen houtje de studie van het Nederlands aan. Na de oorlogsjaren bracht hij het reeds zo ver dat hij niet alleen merkwaardige essays ging schrijven over zijn geliefde grootmeester van het Vlaamse proza, maar zelfs voordrachten hield in Vlaanderen en Nederland, o.m. over de Franse letteren, in een bijna onberispelijk Nederlands. In deze aandachtig beluisterde voordracht onderlijnde spreker nogmaals de belangrijke rol van Frans-Vlaanderen in de wederzijdse culturele betrekkingen tussen de Nederlanden en Frankrijk. Deze landen kunnen elkaar aanvullen. Zo kwam de heer Berteloot op de typische eigenheid van beide beschavingen. Waar de Franse geest zich in het bizonder uitspreekt in verfijnd-aesthetische vormen, waarin de kristalheldere en lichtgevleugelde spirituele inslag zich immer doet gelden, zal de Nederlander eerder op de concrete materie afgaan en hierop zijn scheppend vermogen laten werken. Vandaar dat onze geest zich het zuiverst uit in de bouw- en schilderkunst, waarvan de reële plastische eenvoud zo dicht bij het leven staat. Ook diezelfde werkelijkheidszin kenmerkt onze minder omvangrijke litteratuur.
Spreker besloot zijn gezellige causerie met er op te wijzen dat Frankrijk dán pas een leidende positie in W. Europa kan innemen, wanneer het via zijn nationale minderheden als b.v. Bretagne, de Elzas, Frans-Vlaanderen voeling houdt met de voornaamste culturele volksgemeenschappen aan de overzijde van zijn grenzen. Alleen dit geestelijk verkeer zal Frankrijk uit zijn eeuwenlange beslotenheid halen en in de gelegenheid stellen om het beste van eigen geestelijke goederen aan anderen door te geven en zelf ook van hen het beste over te nemen. Alleen dan zal een culturele uitwisseling op een Europees plan haar vruchten afwerpen.
In dezelfde lijn werden ook nog andere voordrachten aangekondigd: E.D. de Swarte, leraar aan het college te Toerkonje over Breughel en Timmermans, E.H. Serruys uit Rijsel, over oorsprong en betekenis der Vlaamse familienamen, de heer Guyonvarch over Bretagne en de Bretoenen.
Het ‘Werk der Vlamingen’ bezit ook een boekerij. In 1940 werd een groot getal boeken gestuurd naar de verschillende krijgsgevangenkampen in N. Frankrijk Slechts enkele daarvan keerden terug naar de veilige haven. Na de oorlog moest practisch een hele boekerij opnieuw worden ingericht. Dank zij de bereidwilligheid van Vlaamse uitgevers en van het Alg. Ned. Verbond door bemiddeling van de Vlaamse Toeristenbond, kwamen wederom nieuwe uitgaven de boekenkast opfrissen. Onze bejaarde mensen lezen liefst volksboeken waarin de geest en de sfeer van hun Vlaanderen weer levende werkelijkheid worden. Sinds jaren weg uit het land hunner vaderen en moeilijk wortel schietend in vreemde grond, vinden ze zich in het Vlaamse boek terug thuis, terwijl het hun jeugdherinneringen weer bijkleurt.
WARD CORSMIT, Rijssel.