Neerlandia. Jaargang 40
(1936)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 257]
| |
De Derde Dietsche Studiereis Nederland Zuid-Afrika
| |
[pagina 258]
| |
karakter dat de reis door de groote afstanden in Zuid-Afrika als van zelf krijgt, werd hierdoor achtergesteld bij het cultureele werk en de studie van wederzijdsche betrekkingen. Helaas konden wij, door gebrek aan moderne geluidsapparaten of bruikbare lantaarns niet overal onze films en lantaarnplaten vertoonen. Dan werd volstaan met voordracht alleen, waarna dan meermalen vragen konden worden gesteld en debat zelfs mogelijk was ter onderlinge gedachtenuitwisseling. De films konden wij vertoonen in Kaapstad en Johannesburg voor een groot aantal Afrikaners en daar gevestigde Nederlanders. Deze hadden veel succes. Het meest misschien wel in de Paarl, waar een 500-tal middelbare scholieren van de films genoot en dat herhaaldelijk met applaus onderstreepte. Een radio-uurtje kon verzorgd worden met de welwillende medewerking van den radio-omroep te Johannesburg. Daar werden Vlaamsche liederen ‘uitgesaaid’ en spraken Mr. Haesaert over de Vlaamsche beweging en J.H. Broekman over Moderne Nederlandsche letterkunde. Het bleek ons dat vele Afrikaners met belangstelling hadden ‘ingeluisterd’. De visie-film Nederland van de A.N.V.V. , die te Kaapstad was, konden wij met ons medenemen en aan de Nederlandsche vereeniging te Pretoria ter hand stellen om ze aldaar en te Johannesburg nog te doen vertoonen. Door verschillende leden van het gezelschap werden lezingen gehouden. Mej. Mr. E.P. Vriesman, werd door de ‘Cape Times’ en ‘Die Vaderland’ uitvoerig geinterviewd over haar werk bij een werkloozenvereeniging te Amsterdam. Diegenen, die aan 't armblanke-vraagstuk aandacht schenken, bleken voor deze informatorische gegevens groote belangstelling te hebben. Te Heidelberg werd op verzoek aan dit vraagstuk zelfs een groot deel van den ontvangstavond besteed. De heer Ouwerkerk hield te Stellenbosch een met lantaarnplaten opgeluisterde rede over het werk van de Volkshoogeschool Allartsoog te Bakkeveen, terwijl over dit werk bijna in elke plaats enkele woorden werden gezegd, het zij in openbare voordrachten, hetzij in kleineren kring. 11 Juli kon te Kaapstad worden gevierd in een kleinen kring van belangstellenden met een voordracht over den Guldensporenslag en den huidigen stand van het Vlaamsche en Dietsche vraagstuk. Mr. V. Haesaert, hield op vele plaatsen, zooals bijv. Paarl, Wellington, Oudtshoorn, Graaff-Reinet, Steynsburg, Bloemfontein, Potchefstroom en Pretoria (daar zelfs tweemaal) een voordracht met lichtbeelden over zijn ervaringen in den wereldoorlog aan het Vlaamsche front. Dezelfde sprak nog over Toorop in de Paarl, over Moderne Nederlandsche bouwkunst in Oudtshoorn, Bloemfontein en Pretoria, over de mogelijkheden van den Dietschen strijd te Bloemfontein en Pietermaritzburg, over Toorop, Van Konijnenburg en Albert Servaes, te Pretoria voor het Nederlandsch Cultuurhistorische Instituut aan de Universiteit (onder leiding van Prof. dr. M. Bokhorst).
Het geboortehuis van Pres. Krüger, Bulhoek, bij Steynsburg. Het huis is thans geheel gerestaureerd en zoodra de geldmiddelen het verder zullen toelaten, wordt het ook van binnen weer in ouden stijl gemeubeld en tot Krüger-museum ingericht, waarmede nu reeds een aanvang is gemaakt.
| |
[pagina 259]
| |
Het gezelschap van de derde Dietsche studiereis op bezoek bij Mevr. Steyn ‘Ouse Rus’ nabij Bloemfontein. In het midden (in leunstoel) is Mevr. Steyn gezeten. Geheel links: consul Van Rooyen en echtgenoote, midden achter: Dr. N.J. van der Merwe, rechts achter: Dr. W. Arndt, derde van rechts: Dr. C.F. Visser.
Werd reeds op vele plaatsen in het kort verteld over de Zuiderzee-inpoldering, door den heer Britzel werd daarover te Pietermaritzburg een voordracht met lichtbeelden gehouden. Aan de Universiteit Witwatersrand gaf J.H. Broekman een college over Moderne Nederlandsche letterkunde. Deze opsomming van hetgeen gedaan is, moge eenigszins een indruk geven van het verrichte cultureele werk. Of wij den zeer duidelijken honger naar inlichtingen over Nederland en Vlaanderen steeds volledig hebben kunnen bevredigen, is een vraag, die niet te onzer beantwoording staat. Wij kunnen slechts zeggen, dat wij in de mate van het òns mogelijke (hetgeen voor alle deelnemers geldt, want zonder een daadwerkelijke samenwerking zou deze reis ook voor ons zelf niet zoo waardevol geweest zijn), gedaan hebben wat wij konden tot een nauwer knoopen van wederzijdsche betrekkingen. En hierbij past een woord van grooten dank jegens allen, die ons hiertoe hebben in staat gesteld of hebben gesteund. Want slechts door een zoo goede organisatie in Zuid-Afrika zelf van deze reis (door de tak voor buitenlandsche reizen van de A.N.S. onder leiding van Drs. P.J. Nienaber M.A.) is van het medegebrachte materiaal en van ieders aanwezigheid ook zooveel als mogelijk was profijt getrokken. Een Afrikaner drukte het eens plastisch uit: wanneer wij in Nederland komen, worden wij leeggevraagd en uitgepompt over Zuid-Afrika, welnu U moet ons niet kwalijk nemen wanneer wij hetzelfde doen. Dat wij daartegen geen bezwaar maakten, laat zich denken, ook al niet omdat het eigenlijk wel de beste wijze is om den Afrikaner zelf te leeren kennen. Niet zelden lukte het ons, na de min of meer officieele plichtplegingen den Afrikaner uit zijn tent te lokken (en zij ons!) en dit directe contact, zonder vrees tegenover vrienden, was het waardevolste dat wij aan indrukken konden meenemen. Iets wat natuurlijk door de ruime gastvrijheid ten huize onzer gastvrouwen en gastheeren nog verhoogd werd. Ook konden wij kennis maken met het ‘kosthuis’ voor meisjes of jongens aan de verschillende Universiteiten of -colleges, door inkwartiering aldaar. Door de goede zorgen van den heer en Mevrouw Schoeler was al dadelijk ons verblijf te Kaapstad zoo'n succes, dat het jammer werd gevonden verder te moeten reizen. Hun zij hier uit ons aller naam nog eens hartelijk dank gebracht. Het levenslustige. A.N.V. te Kaapstad bood ons een avond aan, waar behalve verschillende andere uitvoerende kunstenaars ook Ras Dien met zijn MaleierkoorGa naar voetnoot*) optrad. Met deze Kaapsch-Maleische overlevering hebben wij aldus kennis gemaakt. Wanneer wij hier niet allen kunnen vermelden, dan is dit geenszins om een onderscheid te maken, maar omdat wij slechts enkele grepen kunnen doen uit het vele dat ons geboden werd door Afri- | |
[pagina 260]
| |
kaner en in Zuid-Afrika gevestigde Nederlander beide. Met bijzonderen dank echter denken wij aan consul Van Rooyen te Bloemfontein, die ons gezelschap bijna steeds vergezelde en wiens jeugdige ouderdom nog altijd zoo inspireerend bleek te kunnen werken op ieder, die met Mevrouw en hem in aanraking mag komen. Meer namen, kunnen wij helaas niet noemen, niet omdat wij deze niet weten, maar omdat de plaatsruimte beperkt is. Tegenover ieder, die onze reis tot een zoo groot succes maakte, voelen wij ons dankbaar verplicht. De algemeene indruk was, dat Zuid-Afrika, vooral de jongeren en vooral ook in de kleinere plaatsen op het platteland, verlangend uitzien naar kennis en contact met Nederland en Vlaanderen. Velen kwamen ons vragen naar studie-mogelijkheden in Nederland, terwijl men ons opdroeg toch te zorgen, dat de plaatsen sinds kort aan de Universiteit te Stellenbosch, Pretoria en Johannesburg voor Nederlanders opengesteld, thans ook werden bezet. Want andere Universiteiten en onderwijsinrichtingen schijnen dit voorbeeld, mits succes bij eerstgenoemde kan worden aangetoond, te, willen volgen. Nederland en Vlaanderen moeten hun kans, die zij thans hebben bij het jongere Zuid-Afrika niet laten voorbijgaan. Een andere vastelandsmogendheid kon hun anders wel eens vóór zijn op dat gebied. Het is jammer dat in Zuid-Afrika niet één organisatie bestaat, die zich vooral ten doel stelt het contact met Nederland en Vlaanderen te bevorderen. Dit is geen critiek aan het adres van hen, die al jaren lang persoonlijk goed werk verrichten, maar organisatorisch zou het doeltreffender zijn, wanneer al dit werk kon worden gedaan door één over geheel Zuid-Afrika wijdvertakte vereeniging. Het zijn Nederland en Vlaanderen, die hier belang bij hebben. Een reis als de onze liet ons dat gemis zeer duidelijk beseffen, hoe voortreffelijk werk er ook overigens reeds mag worden verricht. Of deze reis resultaten zal hebben? Het zou niet goed zijn daarop vooruit te loopen. Besloten is om in de toekomst
Het graf van Jopie Fourie (27-8-1879-20-12-1914); begraafplaats te Pretoria.
deze reizen te bespoedigen van eens in de drie tot eens in de twee jaar. In December 1937 zullen Afrikaners naar Nederland en Vlaanderen met de vierde Dietsche studiereis komen. En ook zij zullen zich, meer dan de tweede reis, hebben voor te bereiden op een gereedheid om over Zuid-Afrika's cultureele en maatschappelijke leven te vertellen. Ongehinderd door politieke verwikkelingen moet het cultureele werk zijn voortgang vinden. Slechts dàt kan werk van duur zijn. Want slechts dan hebben de kransen, die gelegd werden bij het graf van Willem den Zwijger te Delft en bij het graf van Langenhoven, bij het Vrouwenmonument en bij de standbeelden van Jan van Riebeeck en Paul Krüger beteekenis, wanneer ook de jonge Afrikaner en de jonge Nederlander tot daden gereed en bereid zijn. Daden, waarbij volksheil richtsnoer is en erkenning bijzaak. Slechts met zulk een Dietsche wil, kan de samenwerking, waarnaar deze reizen streven, steeds tastbaarder werkelijkheid worden. J.H. BROEKMAN. |
|