Neerlandia. Jaargang 40
(1936)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 197]
| |
Nederlandsch kerkhof te Kasima-bazaar. (Maurits Wagenvoort De Nederlanders in Noordelijk Voor-Indië.)
| |
Voetspoor der VaderenNederlandsche invloed in het buitenland in het verleden
| |
[pagina 198]
| |
legenheid nog niet opgeruimd, maar door een van zijn opvolgers ingericht als kruitmagazijn. Men sprong in dien tijd raar om met de graven! Te Koringa - bij Zjapra - staat op het Ned. kerkhof nog een buitengewoon rijk mausoleum voor Jacob van Hoorn, opperhoofd van Patna, overl. 26 Juni 1712, dus nog uit den goeden tijd. In tegenstelling met dit praalvertoon, luidt het opschrift niet anders dan: ‘J.V.H. Obiit 26 Juni. A.D. 1712’. Van de overige Hollandsche graven daar zijn blijkbaar de opschriften verdwenen. Wilson vermeldt in zijn opgave ten minste alleen het graf van Van HoornGa naar voetnoot*). Ook van de Hollandsche begraafplaats te Kasima-bazaar heeft Wagenvoort een paar mooie afbeeldingen gegeven; hij telde er nog 21 graven; maar er moeten er meer geweest zijn. Slechts 5 droegen nog namen, geen van alle voor de geschiedenis der nederzetting van belang. In de ‘List of “inscriptions” is dit kerkhof vermeld als de “Old Dutch cemetery, Kalkapur, Murshidabad”; de schrijver noemt daarin 6 grafschriften, maar een daarvan is, naar den naam te oordeelen, van een Deen; dat klopt dus geheel met Wagenvoorts mededeeling. In Noordwestelijk Voor-Indië, te Soerate, Barotsj, Ahmedabad, zijn de Hollandsche graven ook nog talrijk. Evenals in den Noordoosthoek zijn het ook hier meest trotsche mausoleums in Moorschen stijl, indrukwekkend en geweldig. Maar de meeste namen zijn onleesbaar geworden of geheel verdwenen. Te Soerate noemde ik reeds (zie blz. 126) het trotsche grafmonument van Van Reede tot Drakesteyn, dat verreweg het belangrijkste is. Het is een koepelgebouw van twee verdiepingen, steunende op zware kolommen, zich openende in sierlijke bogen. Maar het verkeert in verwaarloosden toestand; de kunstig gesneden Moorsche ramen in den binnenbouw zijn op één na verdwenen, en het overgeblevene bevat niets meer van het veelkleurige glas, dat eertijds een rijk licht naar binnen moet hebben gelaten; de schilderingen al fresco zijn grootendeels gewit; de wapenschilden zijn verdwenen en de grafkelder is ledig. Waarschijnlijk zijn hier inlandsche grafschenners aan het werk geweest. Daar binnen hangt nog Van Reedes grafbord, wit op zwart geschilderd; vermeldende zijn naam, titels en waardigheden en zijn sterfdag. Eigenaardig is, dat in dezen graftempel ook de grafschriften te vinden zijn van een paar personen, die met Van Reede niets te maken hebben gehad, en op andere plaatsen begraven zijn; dat van ‘De Eerbaare Deugtrijcke juffrouw Magdalena Hayers, In Haer Leven Huisvrouwe van D.E. Hr. Directr. Paulus Croocq, overleden Adi 29 November Ao. 1642, sijnde oudt 27 Jaren’. Haar echtgenoot is een dier vele krachtige figuren van meer bescheiden rang geweest, die de Compagnie groot hebben gemaakt, zonder daarom bijzonder in het oog te vallen. In dien tempel is ook het grafschrift te lezen van Paulus de Roo van Aldewelt (Alderwereld?), in leven ‘Commissaris van Wegens de belangen der Vereenigde Nederlandse geoctroijeerde Oost-Indische Compagnie in Souratta, en langs de Custe Mallabar, mitsgaders Geëligeert Gouverneur van het weijt uijtgestreckte Eyland Ceylon’, overleden 9 Aug. 1695. Verder vermeldt Wagenvoort nog onder de grafschriften te Soerate die van ‘Bastina Theodora D. le Boucq, gemaline van den E.E. Agtb. Heer Jan Schreuder. Directeur en Oppergebieder van wegens den Staat der Vereenigde geoctroyeerde Oost-Indische Compagnie in de Rijken van Goa, Souratta en Hindoestan, met den aankleve van dien’, (later gouverneur van Ceilon, een zeer verdienstelijk | |
[pagina 199]
| |
krachtig man, naar wiens goeden raad de Hooge Regeering te Batavia niet heeft willen luisteren, en die toen het misliep, door die regeering tot zondebok gemaakt is voor haar eigen fouten en tekortkomingen), overleden den 7 Mei 1743; en uit een lateren tijd dat van ‘Christina Hendrietta en Geertruida Cornelia, dochters van den boekhouder en Eerste beswooren klercq van Politie Abraham Leopoldus Bratiaan’, overleden 29 Nov. 1787 en 12 Sept. .... (jaartal ontbreekt). Als het laatste Hollandsche grafschrift noemt hij dat van Hendricus Sissingh, eersten geneesheer van de Nederl. O.I. Comp. van het jaar 1801. De latere zijn in het EngelschGa naar voetnoot*). Ook Barotsj heeft nog een Hollandsch kerkhof, met verschillende mooie grafmonumenten, die in vrij goeden staat verkeeren; evenals elders zijn hier vele namen onleesbaar geworden; hetzelfde geldt voor Ahmedabad, waar een kleine groep koepels en obelisken, op een hoogte gebouwd, de plaats aanwijst, waar onze kooplieden begraven liggen. Zoowel te Barotsj als te Ahmedabad is alles wit gekalkt. Bij de bespreking van Agra heb ik reeds vroeger, zie blz. 154, melding gemaakt van het prachtige grafmonument van Jan Willem Hessing, oud-bevelhebber van den burcht aldaar, als in dienst zijnde van den toen heerschenden Mahratta-vorst. In Agra is het oude Hollandsche kerkhof verdwenen, maar enkele grafzerken zijn indertijd opgegraven en overgebracht naar de begraafplaats van het Protestantsche Sint-Paulskerkje. Het oudste grafschrift is van 1647 en heeft betrekking op Jan de Boeck, in leven assistent; twee andere betreffen onderscheidenlijk Johan Tack, in leven opperkoopman te Agra, overleden 11 Januari 1663, en zijn echtge noote, overleden 19 October 1649; het laatste is dat van Pieter de Leeuw, in leven boekhouder, overleden 29 Maart 1679. Deze grafschriften worden, behoudens het laatste, ook genoemd door den Engelschen schrijver E.A.H. Blunt in zijn ‘List of inscriptions on the christian tombs and tablets of historical interest in the United Provinces of Agra and Oudh’. Als een bijzonderheid omtrent de ridderlijke gezindheid der Hollandsche kooplieden te Agra deelt Blunt daarin mede, dat in een tijdperk van groote oneenigheid tusschen de Nederlandsche en Engelsche factorijen, dezen toch toestonden, dat de Engelsche kooplieden Offley en Drake op het Hollandsche kerkhof hun laatste rustplaats vonden. Veel omtrent die Nederlandsche graven in Voor-Indië heb ik, als gezegd, ontleend aan artikelen van Maurits Wagenvoort, waarin hij onder meer heeft medegedeeld, dat die graven tegenwoordig door de Engelsche regeering worden onderhouden. Ik moge dit opstel besluiten met eenige treffende woorden, door dezen warmen vaderlander, die de graven heeft bezocht, aan dit onderwerp gewijd. ‘Maar wederom’, schrijft hij, ‘vraag ik, of wij het niet aan onze nationale eer schuldig zijn de graven, die ik bezocht heb, en de andere, die ik op mijn weg door Indië hoop te bezoeken, zooals een vroom pelgrim de graven zijner heiligen bezoekt, terug te vragen van de Engelsche regeering? Ik ben overtuigd, dat deze het wel zou willen toestaan. Het is haar allerminst een oneer, dat de Hollandsche natie haar macht heeft verloren. Maar het is een schande, dat zij de gedenkteekenen harer vroegere grootheid, waar die over de wereld te vinden zijn - en 't is waar, over geheel de Oostersche wereld liggen zij verspreid! - laat vervallen. En die schande brandt ons te dieper in het geweten, wanneer andere volken het de moeite waard vinden ze te onderhouden’. F. DEKKER. |
|