onzen geweldigen strijd om het bestaan en onzen verwonderlijken opbloei in zestiende en zeventiende eeuw, zulk een groote rol speelde in de nationale geschiedenis?
Wij zijn door inlichtingen van het Rijksbureau voor de Monumentenzorg eenigszins in staat, deze vragen te beantwoorden.
Aantal bezoekers |
1928 |
1929 |
1930 |
1931 |
1932 |
1933 |
1934 |
1935 |
Prinsenhof Delft |
14.380 |
13.742 |
16.467 |
16.050 |
13.763 |
44.759 |
82.197 |
22.131 |
Mon. Heiligerlee |
6.344 |
7.177 |
6.867 |
6.018 |
6.794 |
8.568 |
6.542 |
4.531 |
Slot Loevestein |
8.431 |
12.040 |
11.290 |
10.619 |
10.181 |
12.136 |
12.571 |
9.642 |
De jaren 1933 en 1934 maken voor het Prinsenhof, waar Prins Willem I woonde en waar hij vermoord werd, een bij uitzondering fraai figuur. In 1933 werd zijn geboorte herdacht, in 1934 werd Delft zeer druk bezocht in verband met het overlijden van Koningin Emma en Prins Hendrik. Het aantal bezoekers in 1935 is, vergeleken bij de jaren vóór 1933, niet onbevredigend. Maar groot is het niet. Zeker niet als men ernaast plaatst het aantal personen, dat eenige, meer in het centrum van vertier gelegen monumenten bezoekt. De Gevangen Poort in Den Haag trok in dezelfde jaren 40 à 55 duizend bezoekers jaarlijks, de ruïne van Brederode zelfs nog iets meer.
Loevestein en Heiligerlee geven bedroevend kleine getallen te zien. Nòg bedroevender is het bezoek aan het monument, ter eere van de op de Mookerheide gesneuvelde Hendrik en Lodewijk van Nassau geplaatst in de Ned. Herv. kerk te Heumen. Het werd in 1934 bezocht door.... 91 personen, en in 1935, toen een Christelijke Oranjevereeniging er een bezoek bracht, door 188 personen. Toch ligt het niet ‘veer weg’: slechts luttele kilometers - wij meenen 5 - verwijderd van den beroemden Plasmolen, waarheen duizenden en duizenden, met auto, met reiswagen, met fiets of wandelend, heentrekken. Het ligt hoogstens 20 kilometer van Nijmegen. Het ligt even buiten de route, welke dagelijks door talrijke toeristen om het natuurschoon van de Groesbeeksche bosschen en de Mookerschans wordt bereden. Hoevelen van hen - van wie sommigen wellicht bij Waterloo, Leipzig, Yperen of Verdun de slagvelden hebben bezocht - realiseeren zich, dat daar ons volksbestaan is verdedigd en duur betaald!
Volgens particuliere opgaaf gaat het bezoek aan de Noorderpoort en de Groote Kerk in Den Briel de 5000 per jaar niet of nauwelijks te boven.
Men denkt niet aan onze historische plekken gronds. Men wordt er niet op attent gemaakt. Belangstelling zou er, in dezen tijd van oplevend nationaal gevoel, zeker kunnen zijn. Maar van de meeste toeristen moet de belangstelling gewekt worden. Men moet hen eraan herinneren, dat die gedenkplaatsen er zijn en welke plaats zij in onze vaderlandsche geschiedenis innemen. En bovenal, men moet hun vertellen, hoe zij die ‘afgelegen’ plaatsen als Den Briel en Loevestein, als het hartje van het door verkeerswegen omringde, maar niet meer doorsneden Delft, als Heumen en de Mookerheide, als Heiligerlee, moeten bereiken. Dan zal het blijken, dat een bezoek aan al die gewijde plaatsen weinig moeilijkheden en veel genot van natuurschoon onderweg medebrengt.
Voor toeristen-instellingen, voor scholen en andere ontwikkelingsinstituten, voor nationale organisaties ligt hier een terrein braak: de aanmoediging en bevordering van het nationaal-historisch toerisme.
P.