jongens dat, sedert eenige jaren, in den schamelen kelder, onder onzen Toren, begraven ligt. Tot dusver moest, bij gebrek aan voldoende geldmiddelen, daar het er op aankwam, vóór alles, den Toren te voltooien, met een naakten kelder genoegen worden genomen. Ons plan is het nu, onze edele jongens, die geen onbekende maar bekende gesneuvelden zijn, fatsoenlijke graftomben te bezorgen en van het geheel een stemmige krypte te maken.
De bedevaart van 1936 zal verder gewijd zijn aan de plechtige herdenking van drie Vlaamsche jongens, drie symbolen van ons Volk, die in de krypte begraven liggen en aan wie nog geen afzonderlijke hulde werd gebracht. Het zijn: Adjudant Firmin Deprez, wakkere studentenleider uit Kortemark, als oorlogsvrijwilliger gesneuveld te Noordschote, in Mei 1916, neergeveld door een verdwaalden vijandelijken kogel, terwijl hij bij het werk zijn soldaten aanmoedigde. Frans Kusters, de vurige Limburgsche idealist uit Rekheim, onderwijzerbrancardier, in Augustus 1917 gevallen op den weg van Kaaskerke met de woorden op de lippen: ‘ik sterf voor Vlaanderens ideaal’; Bert Willems, de moedige Payot, student-oorlogsvrijwilliger uit Wambeek, gesneuveld te Moorslede bij het laatste offensief in September 1918 terwijl hij een makker toeriep: ‘Vliegt de Blauwvoet! Storm op zee!’
Maar, deze 17de Bedevaart zou haar doel missen indien, bij deze gelegenheid niet reeds een begin kon zijn gemaakt met het hierboven uiteengezette plan, in welken gedachtengang het Comité vertrouwt op den geldelijken steun van geheel het Vlaamsche volk te mogen rekenen. Ook uit het stamverwante Noorden zullen alle bijdragen aan het adres van den secretaris-penningmeester Cl. De Landtsheer, Maria Doolaeghestraat 35B, Diksmuide (postrekening 113.465), zeer in dank, worden aanvaard, terwijl ongetwijfeld, verscheidene honderden Noord-Nederlanders er dit jaar prijs op zullen stellen bij de grootsche plechtigheid, op het slagveld, in de schaduw van den indrukwekkenden Vlaamschen Doodentoren, aanwezig te zijn.