Neerlandia. Jaargang 40
(1936)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdIngezondenGeachte Redactie, Met belangstelling las ik in het Deventer Dagblad een uittreksel van het artikel van den heer Van Wickevoort Crommelin over het toenemend bederf onzer Nederlandsche Taal, in uw maandblad verschenen. Wat wij met het overnemen van vreemde woorden bij ons vliegwezen zien is niets nieuws. Elke sport, van buiten ingevoerd, brengt een vloed van vreemde woorden in onze taal, waarvan de meeste volkomen overbodig en ons geen aanwinst zijn. Soms komt een reactie te rechter tijd op en ziet men goede Nederlandsche woorden voor den dag komen en het vreemde weer verdwijnen. Dat is dan te danken aan het werk van goede Nederlanders, die, gezeten op plaatsen, vanwaaruit zij tot invloed oefenen in staat zijn, van die gelegenheid tot heil van ons volk gebruik maken. Zoo heeft ongetwijfeld de A.N.W.B. aan het verdwijnen van vele vreemde woorden, met de fiets meegekomen, een werkzaam aandeel gehad, en hebben ook onder de leiders der voetbalsport zuiverende krachten goed werk gedaan. Helaas komen zij in vele gevallen te laat en is het kwaad vaak reeds te ver doorgedrongen en schijnbaar onherstelbaar. Ik denk aan het te laat aangevallen ‘ansichtkaarten’, dat in den vorm van ‘aanzichtkaart’ overal in onze dorpen nog de leiding heeft voor het door het A.N.V. naar voren gebrachte prentbriefkaart (dat zijn onnoodige lengte ook tegen heeft). Het woord ‘hands’ bij voetbalspel is nu onuitroeibaar geworden en ook als zuiverende krachten onder onze leidende luchtvaartmenschen, bijv. redacteurs van luchtvaarttijdschriften, onmiddellijk ingrijpen, zal het hen toch wel niet meer gelukken het onkruid op luchtvaartgebied geheel uit te roeien. Wij Nederlanders onderscheiden ons helaas op nationaal gebied door een groot gebrek aan gevoel van eigenwaarde, aan nationalen trots. Daarbij zijn wij, o, zoo bang door iets afwijkends de aandacht te trekken, bijv. door als voetballer ‘buitenspel’ te roepen in plaats van ‘offside’, als tennisser dertig om, veertig-dertig, gelijk, voordeel, gelijk, nadeel, spel te tellen i.p.v. thirtyall, forty-thirty, duce, advantage in (wat een mondvol!), duce, advantage out, game. Alsof een Franschman en een Duitscher ook bij het tennissen in het Engelsch tellen! Een snel en deskundig ingrijpen bij de bron van het kwaad is noodig om deze ongewenschte indringers en hun nakomelingen, de er vaak uit voortkomende onzuivere Nederlandsche woorden, te weren. Onze taal is van nature rijk en geschikt vrijwel elk nieuw begrip tot zuivere Nederlandsche uitdrukking te brengen. Als voorbeelden van nieuwe Nederl. woorden, welke toch als verkeerde insluipsels moeten worden beschouwd, noem ik weekeind(e) en luidspreker. Het Engelsche ‘weekend’ is ons oude begrip ‘Zaterdag, Zondag’. De laatste uitdrukking is te lang, vandaar de gemakkelijke opneming van 't Engelsche woord al dan niet in haar letterlijke vertaling. Het Engelsche woord en daarmee onze vertaling weekeinde, is echter verkeerd, want de Zondag is niet het einde eener week, maar het begin van de volgende. Week-overgang, of, vanwege het beter vloeien, weekwisseling (dat ons ook al beter ligt door haar overeenkomst met het bestaande jaarwisseling) zou de juiste Nederlandsche uitdrukking zijn. Op dezelfde wijze is ons geluidversterker een beter Nederlandsch woord dan het letterlijk uit 't Engelsch vertaalde luidspreker, omdat | |
[pagina 93]
| |
het bewuste toestel immers niet zelfstandig spreekt, maar ontvangen geluiden weergeeft en dat in sterkere mate. Als de dagbladredacties, welke de Engelsche het ‘weekend’ en 't ‘loudspeaken’ zijn gaan nabouwen, in plaats hiervan dadelijk weekwisseling en geluidversterker waren gaan gebruiken, zouden deze woorden gemakkelijk ingang gevonden hebben. Hier ben ik ongezocht gekomen aan een der voornaamste bronnen van het kwaad: onze dagbladen. Het is bij onze bladen zwaar werken en op bepaalde tijden van den dag bovenal haastig werken; er moeten binnen bepaalden tijd veel nieuwsberichten en artikelen uit het buitenland worden vertaald. Als daar dan ineens een woord verschijnt, te voren nooit of zelden gehoord, die in het Nederlandsch nog geen vastliggende vertaling hebben, omdat het een nieuw begrip verkondigt (autarchie, diserimineering, code, wie vult het lijstje niet gemakkelijk aan!), dan zal men het woord onvertaald overnemen. Is dit eenmaal eenige malen gebeurd, dan bestaat voor het grootste deel der lezers de behoefte aan het vernederlandschen al eigenlijk niet meer, het begrip is er al met het vreemde woord ingekomen. Deze of gene geeft eens een toelichting, langen tijd later komt er een met een verklaring, tevens het Nederlandsche woord brengend, maar dan is het voor dit te laat! Het A.N.V. had een Taalcommissie welke ongetwijfeld nuttig werk op dit gebied verricht heeft, maar zij miste twee dingen om in haar taak volledig te kunnen slagen: snelheid in het naar buiten bekend maken van de vruchten van haar arbeid en gezag. Het lijkt mij niet goed mogelijk in deze beide tekorten ook bij een wederinstelling dezer commissie op afdoende wijze te voorzien. Ik zie daarentegen wel een andere oplossing: de Regeering zou, deze taak overnemend, een kleine commissie van bijv. drie taalkundigen van algemeen erkend gezag, maar ook staande in de practijk van het leven, kunnen instellen om dit werk te doen. Met een toelage voor kantoor- en schrijfbehoeften en vrijdom van briefport zou een ijverig onbezoldigd secretaris voor zoo'n commissie ook wel te vinden zijn. Deze commissie zou tot taak moeten hebben: I. Voor alle haar onder de oogen komende nieuwe vreemde woorden in dagblad en tijdschrift het goede Nederlandsche woord onmiddellijk op te sporen en vast te stellen: II. Deze nieuwe woorden en uitdrukkingen onmiddellijk bekend te maken aan en door zoo veel mogelijk Nederl. bladen in Nederland, in het Nederlandsche gedeelte van België en in het dominion van Zuid-Afrika; III. (maar dit pas later, als de commissie het vertrouwen en het onmisbare gezag verkregen heeft) voor reeds ingang gevonden hebbende vreemde woorden de juiste en aantrekkelijkst Nederl. woorden op te zoeken en van deze vruchten van haar arbeid regelmatig het Nederlandsche volk kennis te geven. Geachte Redactie! Er is over deze aangelegenheid reeds veel geschreven en veel geklaagd, in en buiten het A.N.V., zonder dat wij er veel verder mee gekomen zijn. Integendeel, zooals uit het stuk van den heer Crommelin weer eens blijkt. Is het geen tijd de zaak op andere en meer afdoende wijze aan te vatten, bijv. door voor bovenstaand denkbeeld het geheele land door de geesten wakker te roepen?
Hoogachtend,
M. VAN DOORNINCK, oud Ind. H.A. |
|