West-Indië
Nog eens Antilia
De ontwikkeling van het reiswezen heeft er toe geleid, dat er ook tusschen Nederland en de Nederlandsche gebieden in de nieuwe wereld een toeristenverkeer ontstaan is en dat zoo nu en dan publicaties verschijnen, waarin Hollandsche reizigers, die zoo juist deze gebieden bezocht hebben, hun indrukken weergeven en zoodoende de belangstelling helpen verlevendigen tusschen moederland en overzeesche Nederlandsche gewesten.
Voorwaar een verheugend verschijnsel en de voldoening, waarmede in het Januarinummer van Neerlandia doctor Van Balen's ‘Antilia’ begroet werd, verdient dan ook gedeeld te worden door allen, die de in dezen reisgids beschreven, gedeeltelijk Nederlandsche wereld gaarne in Europeesch Nederland meer bekendheid zouden zien verkrijgen.
Alleen mag men zich afvragen, waarom, in verband met doctor Van B.'s reis, gesproken wordt van het bezoeken van ‘Stamverwanten’ - alsof het Vlaanderen of Zuid-Afrika gold - en er bezwaar tegen hebben, dat Europeesche Nederlanders aangeduid worden als Nederlanders ‘in engeren zin’, alsof er graden van Nederlanderschap zouden zijn.
Natuurlijk loopen toeristen gevaar, wanneer zij hun reiservaringen vertellen, hetzij door inheemschen, hetzij door vroegere bewoners der bezochte gewesten, op onnauwkeurigheden betrapt te worden; wanneer doctor Van B.'s werkje geen andere onjuistheden bevat evenwel, dan de in Neerlandia aangegevene, dan moet er in dit geval op de betrouwbaarheid van het medegedeelde niet veel aan te merken zijn. Een ander toerist verraste onlangs (De Telegraaf 8 Dec. '35) de met Curaçao bekende lezers met de mededeeling, dat op dit eiland, waar in den Spaansch-kolonialen tijd nimmer bouwwerken van ook maar eenige duurzaamheid gesticht zijn, een oud Spaansch fort, een oud Spaansch hospitaal en een voormalig Spaansch Gouvernementspaleis te vinden zouden zijn.
Intusschen, om op ‘Antilia’ terug te komen, bestaat er in Suriname inderdaad geen Parrarrivier, maar evenmin een Pararrivier. En is het wel zoo heelemaal verkeerd, om van een zeker gebouw op het Gouvernementsplein (de regeeringswijk?) te Paramaribo te spreken als van het stadhuis? Het aantal misverstanden met betrekking tot Suriname en Curaçao is al groot genoeg en het worde liefst niet vergroot door critiek, welke op háár beurt weder critiek uitlokken kan.
Een merkwaardigheid van ‘Antilia’ is, dat de schrijver zijn werk ‘Een gids der Caribische wereld’ noemt, een titel welke door Neerlandia overgenomen is, maar tegenwoordig ten hoogste nog historische beteekenis hebben kan. Het plaatje, in Neerlandia bij het artikel gereproduceerd, heeft het onderschrift ‘Curaçao: Nederlandsch-Caribische bouwtrant’. Moeten wij gelooven dat er op Curaçao huizen staan, in een bouwtrant van gemengd Nederlandsch en Caribisch karakter? Dit ware toch dwaasheid!
En dan het woord Caribisch zelf. Van welken oorsprong het is, doet hier weinig ter zake; in verschillende vreemde talen zijn nu eenmaal gebruikelijke vormen ontstaan, in het Engelsch Caribs en Caribbean, in het Fransch Caraïbes en caraïbe, in het Spaansch Caribes en caribe, in het Duitsch Karaiben en karaibisch. Het is wel niet van groot, maar toch wel van eenig belang, dat ook wij ons aan een vasten vorm houden, liefst Caraiben en Caraibisch (het tweede puntje op de i van ai heeft wel in het Fransch reden van bestaan, maar niet in het Nederlandsch en het Duitsch). Immers, onze Nederlandsche Antillen liggen in de Caraibische Zee en in Suriname leven nog altijd Caraiben, ook al hebben deze Indianen daar nimmer den Europeeschen bouwtrant beinvloed, evenmin als elders trouwens.
Ten slotte werd in Neerlandia, in verband met doctor Van B's reis per K.N.S.M., gesproken over midden-Amerika. Moet daartoe soms ook Suriname gerekend worden, dat een deel is van het Zuidamerikaansche vasteland en niet door de Caraibische Zee bespoeld wordt? Onwillekeurig denkt men aan de buiteneuropeesche berichtgeving in de