Voor onze algemeene beschaatde omgangstaal.
Om de twee jaar, tijdens de Vlaamsche Wetenschappelijke Congressen, is het voor de talrijke deze congressen bijwonende Noord-Nederlanders, steeds een verbazingwekkend feit dat menig Vlaamsch gestudeerde zoo sierlijk en zwierig het algemeen beschaafde Nederlandsch hanteert. En niet verder doordringend in het dagelijksche Vlaamsche leven loopt de taalbroeder uit het Noorden, die het goed meent met de Vlaamsche herleving, slechts afgaande op dien eersten gunstigen indruk, al heel spoedig gevaar zich een verkeerde en al te rooskleurige voorstelling van de cultuurtoestanden in Zuid-Nederland te maken.
Het moet worden gezegd en ook wel worden herhaald, om alle misverstand te voorkomen, dat de trouwens niet zoo heel talrijke woordvoerders op de Vlaamsche wetenschappelijke Congressen die ons gemeenschappelijk Nederlandsch zuiver en vloeiend spreken, zeker niet als exponenten van de Vlaamsche burgerij en nog minder van de lagere standen in Vlaanderen kunnen gelden. Ongetwijfeld is er sedert 1910, toen de beweging voor een ruime verspreiding van de algemeen beschaafde omgangstaal, door dr. O. de Gruyter, Hippoliet Meert, dr. A. Jacob en eenige nog studeerende jonge Vlamingen op touw werd gezet, vooruitgang geboekt, maar toch kan nog altijd niet worden beweerd daf de Vlaamsche burgerij - de uitzonderingen niet te na gesproken - het Nederlandsch, in zijn beschaafden vorm, als conversatietaal gebruikt. Zelfs de meeste Vlaamschgezinde studenten te Gent en te Leuven, steeds bereid tot opvlammen als buskruit wanneer zij het Vlaamsche recht in het gedrang zien komen - een dagelijksch geval trouwens - vinden het niet beneden hun waardigheid, in het openbaar, overal en altijd, met hun dialect uit te pakken. Wie een half uur, te Leuven b.v., onder de Vlaamsche studenten heeft verkeerd, zal tijd genoeg hebben gehad om zoowel met het Antwerpsch als het Brugsch, het Gentsch, het Brusselsch en het Limburgsch kennis te maken. Zeker, er zijn studenten, evenals priesters, journalisten, tooneelkunstenaars, politici, enz., die hun best doen om ‘schoon Vlaamsch’ te spreken, maar de meesten gaan voort met den ouden sleur te huldigen en hun dialect als omgangstaal te gebruiken. Dat aan het Fransch zoodoende, door hunne schuld, een gunstige kans wordt geboden om het Vlaamsche taalgebied verder te overwoekeren - geen dialect heeft het ooit uitgehouden tegen een Cultuurtaal - schijnen zij niet in te zien. Tegenover het welluidende Fransch mogen wij gerust ons lenig, smijdig Nederlandsch stellen. Onze taal moet het, op geen enkel gebied, tegen welke andere ook, afleggen als
ze ten minste, in haar beschaafden vorm, wordt gebruikt. De onlangs weer aan het werk getogen Vereeniging voor Beschaafde Omgangstaal, die kostelooze leergangen in het leven riep te Antwerpen, Brussel en elders, verdient dan ook den steun van alle rechtgeaarde leden van den Nederlandschen of Dietschen stam. Laat deze steun werkdadig, mild en afdoende wezen.