Werk voor de Taalwacht.
Onder dezen titel drukten wij in het Octobernummer van Neerlandia den zoogenaamden Vlaamschen maar zeker tragisch-komischen tekst over van het programma der ‘zeer groote huwelijkschen tusschenmaaltijden’, die Zondag 25 Augustus j.l., op de Leopold-II-laan te Molenbeek-bij-Brussel, in aanwezigheid van den burgemeester dezer gemeente, ‘Miss Brussel’ en andere vriendelijke dames en prettig gestemde overheidspersonen werden gehouden. In verband met de onbegrijpelijke taal, bij gelegenheid van deze feesten, door ‘De Comité Cirkel Leopold II Aantrekking’ gebruikt, hadden wij het toen terloops over de ontvlaamschende schoolpolitiek van de Brusselsche gemeentebesturen. De heer Jef Mennekens, secretaris van de gemeente Sint-Jans-Molenbeek, schrijft ons naar aanleiding daarvan, dat zijn gemeente niet meedoet aan een dergelijke schoolpolitiek, ‘Het zal u wel bekend zijn,’ aldus de heer Mennekens, ‘dat de kinderen van Molenbeek van de laagste tot de hoogste klasse in hun moedertaal worden onderwezen en dat het taalonderwijs door bevoegde leerkrachten wordt gegeven; maar ik erken met U, dat in vele scholen van Groot-Brussel het Nederlandsch niet tot zijn recht komt. Ik heb in mijn leven zeer vele examens beoordeeld en heb telkens opgemerkt, dat tal van Vlamingen, die in het Brusselsche hebben gestudeerd, niet bij machte zijn hun taal behoorlijk te schrijven’.
Hoewel wij nergens in ons stukje hebben beweerd, dat de steller van het programmma der ‘tusschenmaaltijden’, die gepaard gingen met ‘een opstijging van de windbol Leopold Aantrekking’ en besloten werden met een ‘Bal op de geheelende Bolwerk’ een product zou zijn van het officieel lager onderwijs der gemeente Molenbeek, geven wij het den heer Mennekens, zelf een der oudste en trouwste leden van het A.N.V. in Vlaanderen, grif toe, dat de schooltoestanden te Molenbeek heel wat gezonder zijn dan te Brussel en in de andere Brusselsche gemeenten. Toch zouden wij, hoe gaarne wij het ook deden, niet durven beweren dat te Molenbeek de volmaaktheid is bereikt, wat niet belet dat vele stambewuste Vlamingen het reeds als een groote overwinning zouden beschouwen, indien de regeering er ooit in slagen mocht de meeste Brusselsche gemeentebesturen te verplichten, naar het voorbeeld van Molenbeek, de taalwet op het onderwijs, zoo niet tot in de puntjes, dan toch in haar groote trekken na te leven. Helaas, zooals de heer Mennekens onder de Brusselsche gemeentesecretarissen een zeer lofwaardige uitzondering is, zoo blijkt ook Molenbeek het onder de Brusselsche gemeenten te zullen blijven. En dit is geenszins van aard om ons - zelfs niet wanneer ‘Miss Brussel, hare Eerdamen, de bekoorlijkste aktris Lily Bourget’ en de vriendelijke ‘voorzitterste van de tusschenmaaltijd’ er bij te pas mochten worden gebracht - milder of gunstiger te stemmen ten opzichte van de vermuilezelende schoolpolitiek, om nu eens met wijlen prof. Bolland te spreken, van nagenoeg al de Brusselsche gemeentebesturen.