En dat heeft hij gedaan in een vorm en op een wijze, zóó aardig en zóó hartelijk, dat de algemeene voorzitter moeite had, woorden te vinden voor de uitdrukking van zijn dankgevoel, en niet kon nalaten te zeggen: meneer Fossey, we zijn er te meer door verrast, daar het hoofdbestuur en het hoofdkantoor niet verwend worden met blijken van waardeering.
De heer Fossey bood dan het hoofdbestuur een keurig uitgevoerd album aan met het opschrift ‘Zuid-Nederland dankt Noord-Nederland’. De inhoud vangt aan met een dankwoord aan het hoofdbestuur en aan de leiding der afdeeling Boekverspreiding, geschreven in dien warmen, gevoeligen toon, die ons Noord-Nederlanders zoo moeilijk over de lippen komt en uit de pen vloeit. Wij zouden die inleiding wel willen overnemen, maar dat laat de plaatsruimte niet toe.
Dan volgen eenige cijfers over den groei van het werk, en daarna een lijst van de instellingen en personen, die geregeld boeken hebben ontvangen.
‘Zij allen’, - wij kunnende verleiding niet weerstaan dit althans uit het voorwoord aan te halen - ‘kunstenaars en geleerden, arbeiders en studenten, vrouwen, priesters, onderwijzers en kinderen uit Zuid-Nederland, zullen U, beter dan wijzelf, een denkbeeld kunnen geven der draagkracht van Uw werk. Indien het ons rijkbegaafd volk ooit moge gegeven worden, zich wederom vrijuit in de volle ontplooiïng van zijn eigendommelijke persoonlijkheid te verheugen, dan zal het stage, stille werk der ‘Boekverspreiding’ een factor van groote waarde zijn geweest tot deze zelfherwording’.
Die lijst bevat niet minder dan 164 adressen; en wanneer men dan nog weet, dat in die 5 jaar 860 kisten boeken (wegende 25956 kg.) werden ontvangen, uitgezocht, ingepakt en verzonden, waarbij nog komt de briefwisseling over het voldoen aan bijzondere wenschen, dan kan men zich eenigszins een voorstelling vormen van den omvang van het liefdewerk, door den heer Fossey verricht ten bate van de versterking der geestelijke kracht van zijn Vlaamsche volk, van de verbreiding der Nederlandsche gedachte. Een aantal kiekjes laat zien, hoe de boekverspreider in den beginne het werk moest doen in de woonkamer en de keuken van zijn huis, en later op den zolder, die hij tot zijn vreugde er voor kon huren.
Verder bevat het album de brieven, waarin de begunstigden hun dank voor de ontvangen boeken en tijdschriften uitspreken. Daaruit zouden we veel willen aanhalen, en dan willen beginnen met de aardige, soms ontroerende brieven en opstellen van schoolkinderen onder aanvoering van Marie en Jan Fossey, die, ofschoon nog maar 10 en 8 jaar oud, vader al helpen in het werk. Eén der andere kinderen schrijft: ‘Gij hebt ons ook nog printen gezonden; die heeft de meester in de klas gehangen en nu is onze klas een hemeltje’.
Willem Gijssels, de dichter van het Verbondslied, opent de rij met een vers, dat wij hier inlasschen:
Geeft boeken en gij geeft de bron
Van wetenschap, gij geeft de zon
Van vreugd hun volle vaart.
Het boek? Wat is het anders dan 't
Juweel dat gaat van hand tot hand
En 't heilig vuur bewaart!
En wien dit echte handjuweel
Als tol van liefde viel ten deel,
Hoe voelt hij zich gesterkt;
Te blijder om het stamgevoel
Dat, als vanzelf, tot hooger doel
Het eerste lustrum wees de baan,
Die vele lustra mogen gaan
Tot heil van Noord en Zuid.
De Geest en 't hart in samenklank,
Het Nederlandsch Verbond ten dank,
Met 't goede werk vooruit!
Karel Angermille schrijft o.a.: ‘Het Boekenwerk van het Algemeen Nederlandsch Verbond is een van de meest doeltreffende cultuurwerken, die ik ken; het haalt stellig de banden nauwer aan tusschen Noord en Zuid’. Borms noemt het ‘een onschatbaar werk’. Een onderwijzer zegt: ‘Er waait hier zooveel goedkoope en bijdegrondsche lektuur over uit het Zuiden; de degelijke geesteskost uit het Noorden biedt aan de Vlamingen van goeden wil een deugdelijk tegenvergif’.
Maar wij moeten ophouden met de aanhalingen; nog één woord, maar dan voor de gevers der boeken, van een bestuurder van de openbare boekerij van Sint Jan te Mechelen: ‘dit alles wordt ons zoo maar aangebracht als door feeënhanden’.
Het was een alleraardigste samenkomst, die middag van 13 Juli in Laan 34, geheel onverwacht, zoo'n soort instuif. Het doet het hoofdbestuur deugd, dat het mooie werk van de heeren Oudschans Dentz en Fossey in zoo wijden kring in Vlaanderen wordt gewaardeerd.
B.