Het Gedenkraam Nederland-Curaçao onthuld
Het plan om, ter gelegenheid der Curaçaoherdenking, aan de moederlandsche Regeering een gedenkraam aan te bieden, ter plaatsing in het meest daarvoor in aanmerking komend gebouw - dat van het Departement van Koloniën te 's-Gravenhage - is ontstaan in den boezem der Commissie Nederland-Curaçao 1634-1934, ingesteld op initiatief van het Algemeen Nederlandsch Verbond en de Koninklijke Vereeniging Oost en West.
In overleg met den Minister-president werd als plaats gekozen het venster dat het trappenhuis verlicht in het nieuwe gedeelte van het Departementsgebouw. Dit venster bestaat uit zes smalle vakken, drie beneden en drie kleinere boven, In de drie bovenste vakken zijn figuren aangebracht, in het middelste het Nederlandsche wapen, in de beide andere gestyleerde tropische boomen; de drie benedenste vertoonden geen emblemen. Besloten werd het middelste benedenvak te vervangen door het gedenkraam.
Dit laatste werd, op zeer verdienstelijke wijze, uitgevoerd door het Atelier van gebrand glas ‘'t Prinsenhof (J.L. Schouten) te Delft, geheel in stijl met de andere vakken en met de vensters in de nabijheid.
Het raam vertoont het schip uit het wapen der West-Indische Compagnie, een Westindievaarder van 't grootste charter uit de eerste helft der 17de eeuw; aangenomen mag worden dat de ook uit de geschiedenis van Nederlandsch Brazilië bekende Groot Hoorn, van het Noorder Kwartier, 't schip van Van Walbeeck, die in 1634 Curaçao voor de Compagnie in bezit nam, er zóó heeft uitgezien.
Half September had de bovengenoemde Commissie een onderhoud met den met verlof hier te lande vertoevenden Gouverneur van Curaçao, den Heer B.W.T. van Slobbe, die van meening bleek te zijn dat het gedenkraam bij voorkeur door Curaçao zou moeten worden aangeboden. Toen dienaangaande overeenstemming verkregen was, werd als onderschrift gekozen ‘Aangeboden door het Comité 1634-1934 op Curaçao’. De verandering van den naam der Curaçaosche organisatie in ‘Herdenkingscomimissie 1634-1934 Curaçao-Nederland’, werd h.t.l. eerst bekend toen het raam gereed was.
Op 29 Juni j.l. des ochtends tegen elf uur, verzamelden zich in de nieuwe commissiekamer ten Departemente de meeste leden der Commissie Nederland-Curaçao 1634-1934, een aantal hoofdambtenaren en ambtenaren van het Departement van Koloniën, eenige genoodigden en de vertegenwoordigers der Pers, ten einde getuigen te zijn van de aanbieding van het gedenkraam, namens het gebiedsdeel Curaçao, bij monde van den Heer H. Schotborgh, oud-Adm. van Financiën van Curaçao.
Deze laatste richtte zich tot den Minister-president en gaf uiting aan het verlangen van Curaçao om, bij gelegenheid der herdenking van de driehonderdjarige vereeniging met Nederland, ook door een daad blijk te geven van het gevoel der bevolking daarginds van saamhoorigheid met het moederland. Aan het slot zijner korte, maar welsprekende redevoering gaf de Heer Schotborgh uiting aan de hoop, dat de Nederlandsche zon nog lang door het Curaçaosche gedenkraam naar binnen zou mogen schijnen in het gebouw, waar overzeesche en moederlandsche belangen elkander ontmoeten.
Zijne Excellentie Dr. Colijn zeide in dit geschenk vooral te willen zien een geschenk der Curaçaosche bevolking in al haar geledingen en dankbaar het gedenkraam, namens de Nederl. Regeering te aanvaarden.
Men begaf zich daarna naar het trappenhuis, waar
Het gedenkraam Nederland - Curaçao in het Departement van Koloniën te 's-Gravenhage.
de Heer Schotborgh, door 'n ruk aan een koord, het nog achter een gordijn verborgen gedenkraam onthulde.
Door eenige fotografische opnamen werd de plechtigheid van 29 Juni, een der momenten van de Curaçaoherdenking van 1934, voor tijdgenoot en nazaat aan de vergetelheid ontrukt.