Neerlandia. Jaargang 38
(1934)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 108]
| |
TaalwachtZooals in het jaarverslag is vermeld, wordt de taak van de Taalwacht thans vervuld door het dagelijksch bestuur in samenwerking met het Genootschap ‘Onze Taal’. In deze samenwerking is ook begrepen, dat de redactie van het orgaan van het Genootschap ‘Onze Taal’ goedvindt, dat de redactie van Neerlandia berichten en mededeelingen uit dat orgaan overneemt. Zooals den lezers misschien bekend is, heeft het Genootschap ‘Onze Taal’ een Raad van Deskundigen, aan wiens oordeel het bestuur de door leden gedane vragen onderwerpt. Die Raad wordt bedoeld, wanneer in de uit ‘Onze Taal’ overgenomen stukjes sprake is van ‘de Raad’. ENS-Woordvormingen als hoogstens, minstens en overigens, oordeelde de Raad, zijn zoo gewoon geworden, dat men ze niet meer als germanismen kan beschouwen. Maar afgekeurd worden: eerstens, tweedens, derdens en deze woorden vindt men dan ook in onze lijst van germanismen. DOELSTELLING. Bij het inzenden van dit woord aan den Raad hadden wij vermeld, dat vele leden het hadden opgegeven en wij hadden er de opmerking aan toegevoegd, dat men er zich bijzonder aan scheen te ergeren. De ergernis, zegt een lid van den Raad, - mij persoonlijk ook niet vreemd - zal haar oorsprong hebben in twee dingen: 1o. de voorkeur voor het lange quasi-gewichtige, dikdoenerige woord, wanneer men eenvoudig meent: doel, bedoeling; 2o. het wijsgeerige air van zich niet te kunnen binden aan een eenvoudig, klaar bedoelen, maar alleen een algemeene richting te kunnen aangeven, waarin men zich bewegen zal. Het woord komt nogal eens voor in wetten, reglementen, statuten of dgl. van vereenigingen met een weidsch, maar vaag, slechts als ver ideaal gezien, doel, waarin men zooveel mogelijk vogels van allerlei veeren samenbrengen wil en zoo weinig mogelijk zich binden aan bepaalde beginselen of een vast program. Zoowel die inhoud als het Duitsche makelij zullen den - gegronden, echt Nederlandschen - afkeer veroorzaken. B.D. - Ons medelid de Heer H.J. Hartkamp, gep. Schoutbij-Nacht, vraagt nog eens onze aandacht voor de groeiende neiging om de van oudsher in onze taal gebruikte aanduiding ‘gepensionneerd (gep.)’ te vervangen door het aan het Duitsch ontleende achtervoegsel ‘buiten dienst (b.d.)’ (h.d. ausser Dienst; a.D.). Dat bovendien onjuist is! vele gebruikers van die twee letters b.d. - merkt ons lid op - schijnen niet te weten, dat ‘buiten dienst’ geenszins aangeeft, dat iemand gepensionneerd is. Immers, toen ik nog actief dienend was, bevond ik me, als ik b.v. thuis vertoefde, ook buiten dienst. De desbetreffende voorschriften vermelden b.v., dat een officier buiten dienst burgerkleeding mag dragen. Hieruit blijkt dus zeer duidelijk, dat ‘buiten dienst’ volstrekt niet beteekent, dat iemand gepensionneerd is. |
|