Amsterdam.
Folkloristische Avond.
Op Donderdag, 12 April gaf onze Afdeeling een bijzonder gced geslaagden avond voor leden der Afdeeling en genoodigden, waarbij de bekende folklorist D.J. van der Ven te Oosterbeek aan de hand van zijn Zuiderzeefilm een uiterst onderhoudende voordracht over de verdwijning en ten deele reeds verdwenen aloude gebruiken om de vroegere Zuiderzee hield Daarbij bracht de heer Joh. Röntgen de muziek, door wijlen zijn vader voor deze rolprent gecomponeerd, aan den vleugel ten gehoore.
Aanvankelijk was het het voornemen van het Bestuur onzer Afdeeling geweest, evenals vorige jaren, gedurende den winter een reeks aaneensluitende lezingen op folkloristisch gebied in te richten. Het bleek echter, toen de voorbereidingen daartoe reeds vrij ver gevorderd waren, dat door de ongunstige tijdsomstandigheden geen geldelijke medewerking van andere vereenigingen te verkrijgen was, waarom dit plan moest worden opgegeven.
De heer Van der Ven is als spreker en de heer Röntgen als pianist genoeg bekend, zoodat het overbodig mag geacht worden, in bijzonderheden te treden. De herhaaldelijk opklinkende hartelijke toejuichingen bewezen beiden, hoezeer hun voordrachten door het overtalrijke gehoor gewaardeerd werden. De zaal van het Muzieklyceum, waar de voordracht plaats had, was tot de laatste plaats gevuld.
In één opzicht was de avond echter eenigszins teleurstellend. Er waren eenige maatregelen genomen, om, zoo mogelijk nieuwe leden te verkrijgen. Daartoe was in de koffiekamer door de medewerking der Propaganda-Afdeeling een kleine tentoonstelling ingericht, die eenig inzicht in de werking van het Verbond verschafte. In de pauze gingen eenige Meisjes-Padvindsters rond met lijsten, om dengenen, die zich als lid wenschten aan te melden, gelegenheid te geven, daarop te teekenen. Er werden ‘folders’ verspreid, met gegevens omtrent: Wat het Verbond is, wat het doet en wat het niet doet.
De uitkomst van een en ander was, dat zich acht nieuwe leden aanmeldden, veel minder dan ons Bestuur gehoopt had. Wellicht komen er later nog meer bij; de gelegenheid daartoezal gegeven worden.
C.K. KESLER.