Onderwijscommissie van het A.N.V.
Zooals wij reeds vroeger vermeldden, besloot het Hoofdbestuur, op aanstichting van den heer J.N. Pattist, voorzitter van groep Nederland, tot het instellen van een commissie, die tot taak zou hebben, te onderzoeken of het onderwijs in Nederland voldoende nationaal gericht is en of de heerschende geestesrichting voldoende ertoe meewerkt een gepast gevoel van eigenwaarde aan te kweeken, de volksdeugden te versterken en de volksondeugden te bestrijden.
Den 14den April j.l. installeerde de heer P.J. de Kanter, deze commissie met de volgende rede:
‘Mijne Heeren,
Het doel, dat ons hier samen brengt, is U bekend.
Het was de heer Pattist, Voorzitter van de Groep Nederland van het A.N.V., en als zoodanig lid van het Hoofdbestuur dier Vereeniging, die in een vergadering van dat Hoofdbestuur in het vorige jaar de wenschelijkheid betoogde dat het A.N.V. een onderzoek zou instellen naar de waarde van het onderwijs in Nederland, volgens de nationale gedachte.
Wij leven zeer snel. Het is nog maar kort geleden, dat wij met diepen weemoed moesten vaststellen dat het Nederlandsche volk leed aan verval op nationaal gebied. Voor een groot gedeelte, zij 't een minderheid, stond het vijandig tegenover alles wat met liefde voor het Vaderland verband houdt, en de meerderheid kon voor een deel ten hoogste onverschillig genoemd worden. Dat is nu wel zeer ten gunste gekeerd. Onze diepbetreurde Koningin - Moeder zou zich innig gelukkig gevoeld hebben, wanneer Zij had kunnen waarnemen, hoe letterlijk het geheele volk in volle oprechtheid treurde bij Haar heengaan. Wij kunnen er althans zeker van zijn, dat onze Koningin, die niet opgehouden heeft voor eensgezindheid, trouw en toewijding aan het Vaderland te pleiten, in Haar verdriet over het verlies Harer Moeder, nochtans zich verheugt, Haar volk, waaraan zij Haar liefde, groote gaven en werkkracht geeft, nauw met Haar verbonden te zien, toen het leed kwam over Haar en het Vaderland.
Dat het Nederlandsche volk in benarde tijden zich één voelt, is ook bewezen bij het uitbreken van den wereldoorlog, toen zelfs zij, die zooveel gedaan hadden om de versterking onzer weermacht tegen te houden, de mannen en kanonnen wel uit den grond hadden willen tooveren.
Maar het is niet voor benarde tijden alleen dat het plicht is zijn Vaderlandsliefde te toonen, zich aan de belangen van het Vaderland te wijden.
Dit is het wat het Nederlandsche volk, de eeuwen door, niet begrepen heeft. In betrekkelijk rustige tijden gaat de Vaderlandsliefde bij de Nederlanders onmiddellijk naar den bodem van het gemoed. Dat dit een ernstig gevaar oplevert, leert de geschiedenis ons en vraagt in dezen tijd, met zijn felle worsteling om het bestaan en scherpen strijd tusschen de volken op economisch gebied, onze bijzondere aandacht.
Het is in het gezin en in de school dat het karakter onzer jonge landgenooten gevormd moet worden en leiding gegeven moet worden opdat elke Nederlander de maatschappij binnentreedt, toegerust met de noodige kennis en bezield met den vasten wil om te doen wat zijn hand te doen vindt, als een waardevol lid van de Nederlandsche natie, strijdend voor de rechten en belangen van zijn volk.
De al te critische geest van den Nederlander, zijn zucht om het eigene af te breken en het vreemde te loven, moet met alle kracht bestreden worden. Dat kan met goeden uitslag geschieden, wanneer men het kind op de lagere school reeds vertrouwd maakt met het vele goede dat in ons volk leeft, waarbij nochtans de neiging tot zelfoverschatting vermeden moet worden.
Aldus groeit in het kind de liefde voor het Vaderland in de juiste richting. Het zal zich zelf de belofte afleggen, volwassen geworden, hoe bescheiden zijn levensstaat ook zijn zal, te zullen medewerken om de belangen van het Vaderland te dienen.
Deze tijd stelt den mensch zeer hooge eischen. Wie zich daarvan niet bewust is, zich niet tot het uiterste inspant, gaat onherroepelijk onder. Aldus worden karakters gevormd. Maar het is de taak van de school, evenals van de ouders, het kind daarbij te helpen.
Van die opvoeding moet de vorming in nationalen zin een belangrijk bestanddeel uitmaken.