Dit zesde deel is het laatste der oorspronkelijke werken van de Swaen. Volgen zullen nu wellicht nog zijn vertalingen van den Cid door Corneille en Andronicus door Campestron. Toen voerde men dus in Fransch Vlaanderen vertaalde Fransche werken op, tegenwoordig geeft men er de Swaens ‘Gecroonde leersse’ in 't Fransch.
Een lijst van inteekenaren is bij dit laatste deel gevoegd. Ik tel er drie Nederlanders onder, zegge drie en vijf Fransch Vlamingen!
Dit werk doet mij aan als een grafmonument, waaronder een o zoo keurig gebalsemd lijk ligt weggeborgen, En 't maakt mij kregelig dat wij, Noorder- en Zuiderdietschers, rustig dit sterven hebben aangezien en nog aanzien, zonder dat er tenminste een krachtwoord over onze lippen komt. Wij kunnen er vermoedelijk niets aan doen, tenminste niet veel, maar onze onaandoenlijkheid bij 't sterfbed van een deel van onzen stam is toch eigenlijk beschamend.
P.