Neerlandia. Jaargang 38
(1934)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVlaanderen | |
De geestelijke opbloei van Vlaanderen na 1830Ga naar voetnoot1)De historische gebeurtenissen zijn voor Vlaanderen van de 17de eeuw af weinig gunstig geweest. De ekonomische moeilijkheden, welke het land heeft moeten doorworstelen, hebben den geestelijken opbloei benadeeld! De vreemde regeeringen hebben zich wel zeer zelden om de behoeften van het Vlaamsche volk bekommerd: wat als 17de eeuwsche kultuur geldt, is in feite vreemd aan het wezen van het volk zelf en heeft dit volk wel nooit tot voedsel gediend. Wanneer zekere regeeringen dan toch poogden door wetenschappelijke instellingen het geestelijk peil van de Zuidelijke Nederlanden hooger op te voeren, dan geschiedde dit òf in het Latijn òf in het Fransch, en ook aldus bleef de bevolking van het Vlaamsche landsdeel van elk voordeel uitgesloten. Het hoeft niet gezegd dat de Fransche overheersching op het einde van de 18de eeuw in deze mistoestanden geen verbetering kon aanbrengen; integendeel, geen poging bleef ongebruikt om het Vlaamsche element te verzwakken. Wanneer dan de Zuidelijke Nederlanden bij het Noorden werden gevoegd en het teere Koninkrijk der Nederlanden hebben gevormd onder de regeering van Koning Willem I, dan heeft dit samenzijn, op kultureel gebied althans, er machtig toe bijgedragen om de geestelijke waarden, welke in Vlaanderen ongebruikt bleven, in beweging te brengen. Niet alleen door de kultureele instellingen, noch door de oprichting van de universiteiten en de aanstelling van hoogstaande hoogleeraren alleen is Vlaanderen uit zijn diepen slaap gewekt geworden. Tusschen Noord en Zuid hebben zich nieuwe banden ontwikkeld; het Zuiden ziet in wat het aan het Noorden ontleenen kan; Vlamingen leeren wat Noord-Nederlanders voor hen kunnen zijn; vriendschapsbanden ontstaan ten slotte, en deze hebben sterk geholpen om dit onontwikkelde land tot ontvoogding te brengen. De beteekenis van menschen als een Jan Frans Willems, een Serrure, een Stallaert, een Van Duyse kan nooit hoog genoeg worden aangerekend. Die geestelijke leiders hebben het nationale besef in Vlaanderen wakker geroepen en den drang naar geestelijke behoeften doen geboren worden. De geschiedenis van den geestelijken opbloei in het mooie Vlaanderen loopt evenwijdig met de geschiedenis van de Vlaamsche beweging. Want gelijktijdig met de eischen van politieke gelijkberechtiging worden ook geestelijke wenschen geformuleerd: inrichting van Vlaamsche leergangen, vervlaamsching van zekere hoogeschoolleergangen, instelling van een Vlaamsche Akademie enz. Anderzijds wisten de eerste Vlaamsche strijders het Vlaamsche volk naar zijn verleden te doen terugschouwen en dat verleden was niet zonder schoonheid, noch zonder grootsche momenten. Rond het jaar 1850 is de geestelijke verandering over het heele Vlaamsche land reeds te merken. Conscience is | |
[pagina 27]
| |
de verkondiger geweest van het Vlaamsche bewustzijn; Willemsfonds en Davidsfonds, naast de vele maatschappijen, die liefde tot taal en volk predikten, waren de goede en nooit-vermoeide helpers, die onder leiding van beproefde strijders Vlaanderen wekken wilden. De algemeene politieke beweging stuwde de Vlaamsche gedachte ook verder; van loutere taalbeweging groeide ze tot een aktie, die ook de sociale nooden van het Vlaamsche volk lenigen wil, want de Vlaamsche minderwaardigheid was tevens de oorzaak van een sociale afhankelijkheid, die in tijden van krisis sterk werd aangevoeld. De politieke ongelijkheid werd bevestigd door het taalstatuut, dat zoo in het onderwijs als in het bestuur het gebruik der Vlaamsche taal verhinderde. De politieke strijd, daarop in het bizonder gericht, heeft niet gerust vooraleer hierin gunstige wijzigingen werden gebracht. Evenwel was het toch 1930, vooraleer een Vlaamsche hoogeschool aan het numeriek sterkere Vlaamsche landsdeel werd toegekend. Over de romantiek van een Rodenbach, en de revolutionnaire ideologie van een Vermeylen heen, heeft de Vlaamsche beweging dus voor het Vlaamsche volk heerlijke vruchten afgeworpen, wat natuurlijk niet zonder weerslag is geweest op de kultureele ontvoogding van Vlaanderen. Is de geestelijke opbloei van Vlaanderen na 1830 een werkelijkheid of is deze slechts denkbeeldig? Wij willen niet gewagen van de opleving op artistiek gebied, doch alleen de aandacht vestigen op het tempo van de wetenschappelijke bedrijvigheid. In verband met den nationalen strijd mocht de geschiedeniswetenschap zich al spoedig in een ongehoorden bloei verheugen. Puttend uit dit rijke verleden vol grootschen strijd en heerlijke verwerkelijking, konden de Vlaamsche geleerden erin slagen het geloof in de kracht van het Vlaamsche volk te doen herleven: kronieken en monografiën werden gepubliceerd; overal bleek de belangstelling voor geschiedenis en folklore en eindelijk kwam de Vlaamsche wetenchap er toe zich als evenwaardige in het debat te laten hooren. Waar Vlaamsche historische wetenschap tot voor enkele jaren niet werd aanhoord, wordt thans naar het woord van een Fris, een Fredericq, een Torfs, een Van der Essen, een Prims en anderen geluisterd. In tegenstelling met de grondgedachte van den Belgischen historikus Pirenne tracht de jongere Vlaamsche historische school de aandacht te richten op die uitingen van het volkswezen, welke de samenhoorigheid van al de Dietsche elementen komen aantoonen. De taalwetenschap maakte zware oogenblikken door. Had men reeds te strijden voor eenheid van spelling, noodzakelijk bleek daarenboven nog, tegen al te agressieve partikularistische neigingen in te gaan. Dit partikularisme bracht op wetenschappelijk gebied enkele zeer belangwekkende werken (Idioticon van De Bo), doch week ten slotte voor de algemeene strooming, die de aanvaarding van de De Vries - Te Winkelspelling verdedigde. Op het oogenblik is er in Vlaanderen een krachtige werking op het gebied van de dialektstudie en de plaatsnamenkunde. De terreinen der natuurwetenschappen (en aanverwante vakken) bleven tot voor korten tijd het jachtgebied van de Fransch sprekende en schrijvende gemeente. De wetenschap van de natuur was het Vlaamsche volk een ongeopend boek. Maar kom nu eens in de Vlaamsche middens om verslag te hooren over de werking van de vele vereenigingen en tijdschriften, welke nu geneesheeren, natuurkundigen, scheikundigen enz. bijeenbrengen, Namen als een Prof. Daels, een prof. Claus e.a. zijn niet louter meer in de intellektueele kringen bekend; ook het Vlaamsche volk heeft geleerd deze namen vol eerbied uit te spreken. Zoo voltrekt zich, hoe langzaam ook, de volkomen geestelijke ontvoogding van het Vlaamsche volk. En die ontvoogding betreft niet alleen de hoogere kringen. Ook in de sociaal-mindere klassen is de overtuiging doorgedrongen, dat de strijd voor sociale vrijmaking gestreden moet worden met het wapen van de rede. De volkshoogescholen in Vlaanderen tellen duizenden leerlingen, saamgekomen uit alle klassen van het Vlaamsche volk. Niet alleen aan de oppervlakte, ook in de diepten van de volksgemeenschap moet het werk van den Vlaamschen geest zegevieren. Wetenschap en geestelijke bedrijvigheid steunen ook op een traditie; die traditie wordt echter zeer langzaam opgebouwd. Als eens de generaties, gekweekt aan de in 1930 vervlaamschte hoogeschool in het strijdperk van den geest zullen treden, zal Vlaanderen, dat over gezonde, nog ongebruikte natuurkrachten beschikt, stellig een steun zijn, een hechte pijler voor de versterking van de Dietsche geestelijke gemeenschap. Vlaanderen leunt nog zeer gaarne bij het werk van de Noord-Nederlandschse geleerden aan, doch heeft reeds bewezen, dat het vroegere epitheton ‘minderwaardig’ voor Vlaanderen niet meer past. Hand aan hand met Nederland en Zuid-Afrika wil het Vlaamsche volk de Dietsche kultuurwaarden verdedigen en verhoogen.
Dr. ROB VAN ROOSBROECK. |
|