Het Dingaansfees der S.A.S.V.I.A.
De gastheeren lieten op zich wachten, toen op Zaterdagavond 16 December de gasten op het aangegeven uur van 7.30 in het Clubgebouw te Amsterdam aanwezig waren. Met Z. Exc. den gezant en mevrouw Van Broekhuizen waren er prof. en mevr. Besselaar, vertegenwoordigers van de Ned. Zuid-Afr. Ver. en het A.N.V., en eenige anderen, dames en heeren. Er was meer dan een professoraal kwartiertje voorbijgegaan, zooals dr. Van Broekhuizen opmerkte, toen de voorzitter der S.A.S.V.I.A., theol. drs. Kritzinger, de godsdienstoefening deed beginnen. Hij las voor uit Jozua 24 van vers 14 af en koos zijn tekst in Jeremia 2 vers 13: ‘Want my volk heb twee verkeerde dinge gedaen: My, die fontein van lewende water, het hulle verlaat om vir hulle reënbakke uit te kap, gebarste reënbakke wat geen water hou nie’.
De predikant trok een vergelijking tusschen de geschiedenis van Israël en van het Zuidafrikaansche volk, waarbij hij in een diep ernstig woord tot verootmoediging en schuldbelijdenis opwekte.
In een der bovenzalen van American-hotel werd de herdenking voortgezet. Daar waren nieuwe gasten, onder welke prol en mevrouw Burger en mr. s'Jacob van het Herman-Costerfonds.
Om des tijds wille moest het welkomstwoord van den voorzitter tot het kortst mogelijke beperkt worden. Mevrouw Oud uit Haarlem, Zuid Afrikaansche tot voor kort, zong volgens het program tweemaal en liet zich door de warme dankbetuiging van haar gehoor overhalen tot een even fijn gezongen toegift.
Bij afwezigheid van de aangekondigde Wena Naudé bracht mej. Faure, door den voorzitter voorgesteld als Zuid-Afrika's grootste voordrachtkunstenares, leerlinge van Lauwerijs, een voordracht ten gehoore, het niet onbekende ‘Amsterdam’ van Dr. C.L. Leipoldt, gevolgd door een episode uit de levensgeschiedenis van een trouwlustig meisje. Voor het een als voor het andere betoonden de aanwezigen zich dankbaar.
Toen kwam de ‘feesrede’ van dr. Van Broekhuizen. In een bezielend woord zette Z.Exc. de beteekenis uiteen van Dingaansdag voor dezen tijd, daarbij vooral den jongeren voorhoudende de geschiedenis van het volk van Zuid-Afrika, met het telkens weer plechtig hernieuwde verbond met den God der Vaderen. Een opwekking tot trouw aan den godsdienst, eigen taal, geschiedenis en cultuur was sprekers slotwoord.
Het programma vermeldde nog: voordrag, gesamentlike sang van Afrikaanse liederen en tot slot ‘Afrikaners Landgenote’.
En de vertegenwoordiger van het A.N.V. ging huiswaarts, denkende over het voorrecht van het Zuidafrikaansche volk boven het volk van Nederland, dat niet één datum uit zijn geschiedenis heeft weten vast te leggen in een jaarlijks terugkeerende, waarlijk nationale, gewijde herdenking. Daarom is het verzoek van Groep Nederland aan de Nederlandsche regeering om den geboortedag van Willem van Oranje tot een nationalen feestdag te verklaren, zoo goed gezien.