Neerlandia. Jaargang 37
(1933)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 143]
| |
De Nederlandsche Vlag.Enkele kantteekeningen.Oranje-wit-blauw is de prinsenvlag. Rood-wit-blauw is evenzeer de prinsenvlag. Er mag dus nooit van twee nationale vlaggen sprake zijn! Het gaat slechts over een schakeering van één en dezelfde banier, en over de vraag (die geen strijdvraag mag wezen of worden) welke schakeering de voorkeur verdient. De vraag werd reeds gesteld omstreeks het midden der vorige eeuw en in het tijdschrift ‘De Navorscher’ van 1852 (dl. II, blz. 350) voerde Jhr. Rammelman Elsevier, archivaris van Leiden, een aantal argumenten aan, die krachtig voor het herstel van het oranje pleiten. Die argumenten, aan historische bescheiden ontleend, mochten wel weer eens opgerakeld, d.w.z. herdrukt worden, want zij hebben nog niets van hun bewijskracht verloren. Het jongste en zeker niet het zwakste argument werd onlangs aangevoerd door den heer J.W. van Nouhuys, directeur van het Maritiem Museum Prins Hendrik te Rotterdam, in het ‘Alg. Handelsblad’ van 7 Juli 1933 (Av.blad, blz. 2; drukfout: 1660 voor 1600). De kleuren van de vlag waren in het eerste derde deel der 17de eeuw gemeenlijk oranje-wit-blauw. Dit oranje was echter niet het oranje-geel van goudsbloemen of van ‘ranja’, doch het was oranje-rood. Stellig was dit oranje-rood een destijds ‘gangbare’ tint, als er van het kleuren van dundoek sprake was. De gebruikte verfstof was het vermiljoen, t.w. het eigenaardige ‘scherpe’ hoog-rood, dat door sublimeering van zwavel en kwikzilver wordt verkregen en dat door zijn gloed van nature tot oranje nadert. Het is bekend, dat juist in de Nederlanden aan het vermiljoen gaarne gewone menie (loodoxyde) werd toegevoegd. De aldus bereide, als men wil vervalschte verfstof was helderder, d.w.z. nóg meer naar het oranje trekkend dan de zuivere tint. Zij werd ook uitgevoerd en stond in Frankrijk als ‘vermillon clair’, in Italië als ‘cinabrio fiammingo’ bekend. In 't Duitsch sprak men van ‘Holländische Zinnober’ (E. Berger, Maltechnik IV, blz. 375). Dit oranje-rood, meteen een erkend vaderlandsch verfproduct, was onze vlaggekleur.
***
De geachte voorzitter van het Verbond heeft in zijn even zuivere als zakelijke uiteenzetting der ‘vlaggekwestie’ (September-aflevering 1ste blz.) eraan herinnerd, dat onze voorouders nà 1630 geleidelijk het oranje-rood door een koeler rood hebben vervangen. Men is het er tegenwoordig over eens, dat dit niet met een bepaald politiek of ander opzet gebeurde; doch men heeft tot dusver geen bevredigende verklaring gevonden voor den overgang. Deze verklaring, op ander terrein gezocht, wordt o.i. geleverd door de geschiedenis der kleurstoffen. Omstreeks 1625 nam de meekrap-cultuur, voornamelijk in Zeeland, nieuwe vlucht, doordat een betere bewerking der van ouds bekende ‘rubia tinctorum’ ingang vond. Hierdoor werd een forsch en tamelijk standvastig, doch vooral goedkooper rood gewonnen. Omstreeks het midden der eeuw heeft dit nieuwe meekrap-rood, als kleurstof voor niet kostbaar weefsel, het vermiljoen zoo goed als geheel verdrongen. Doch het rood, dat aldus de alleenheerschappij verwierf, is bij het oude ‘Hollandsche’ oranje-rood vergeleken niet warm of levendig, doch veeleer koel en stomp. Zoo ontstond het ‘rouge-drapeau’, dat wij nu in allerlei dundoek kennen en dat ook in onze vlag de overhand kreeg. Men bedoelde geen verandering, maar er ontstond een verandering, een schakeeringGa naar voetnoot1). Vele honderden landgenooten hebben tegenwoordig spijt van die plaatsgevonden verandering in de vlag en willen terugkeeren tot de oude schakeering. De ontwikkeling van de kleurstoffen en haar bereiding laat die terugkeer toe. Mogen goede vaderlanders beletten, dat hij zich voltrekt?.... Er zijn in het Vaderland nog streken, waar de bevolking aan het oranje-rood de eeuwen door heeft vastgehouden. Deze liefde voor ‘oranje’ kan men boersche behoudzucht noemen; wij bestempelen haar liever als goede traditie. Dertig, veertig jaar geleden vlagden zekere achterbuurten te Amersfoort (overwegend Roomsch) niet anders dan oranje-blanje-bleu, huis aan huis. Misschien doen zij het nog. Het oranje in de vlag zag men ook waaien van hoeven en van molens rondom Nijkerk en Barneveld, ie Hoevelaken en te Lunteren. Mogelijk ziet men het nog. In Friesland is een ijsfeest of harddraverij zonder de ontplooiing van de oude kleur ondenkbaar, al is het daar de vlag van effen oranje (de oude strijdvlag), die gaarne en meer dan elders geheschen wordt. Ons gevoel pleit voor oranje! De historie pleit voor oranje! De traditie pleit voor oranje! Tegen het oranje zijn het meest zij gekant, die op openbare gebouwen ook het rood-wit-blauw bij officieele gelegenheden liever niet geheschen zien. Zij hebben dus eigenlijk niet zoozeer tegen het oranje als wel tegen de nationale vlag zelf bezwaar. Moet men om zulke onnationale elementen niet te mishagen, voortaan het oranje versteken? - Er zijn ook sommige Roomschen, die tegenover het oranje wat schichtig staan; doch dit geschiedt uit misverstand, omdat van zekere protestantsche, geheel onbevoegde zijde het oranje-wit-blauw, ter onderscheiding van het rood-wit-blauw, de ‘geuzenvlag’ genoemd is. Oeheel ten onrechte. Het onderscheid bestond en bestaat niet!
***
Behalve historische overwegingen zijn er ook andere, van zuiver praktischen aard, die aanleiding geven de oude kleur in de vlag te herstellen. Welke zij zijn? Het zijn dezelfde overwegingen, die de leiders der Olympische Spelen te A'dam (1928) deden besluiten het oranje-wit-blauw als de nationale kleuren van Nederland te aanvaarden. Het zijn ook dezelfde overwegingen, die aan de K.L.M. aanleiding hebben gegeven de staart der vliegtuigen aanvankelijk oranje-wit-blauw te schilderen, tot internationale voorschriften zulk een onderscheiding overbodig maakten. In de lucht bestaat geen vaste vertikaal, geen onder en geen boven. Daar moet rood-wit-blauw tot verwarring met de Fransche kleuren leiden en met de Fransche kleuren niet alleen. Jugoslavië vlagt blauw-wit-rood. De Kroatische nationalisten draaien bij hun betoogingen de kleuren om: rood boven en tergen met die combinatie (met onze vlag) vandaag de Italianen en morgen de Oostenrijkers. De republiek Paraguay vlagt rood-wit-blauw; doch dat is buiten dit gemeenebest (de consulaten daargelaten) niet zoo hinderlijk. Het rood-wit-blauw van Luxemburg treft zelfs aangenaam, wegens de oude relatie.... Doch minder aangenaam is het, als te Rome op het St. Pietersplein Nederlandsche pelgrims door kwajongens worden gemolesteerd, wanneer zij getooid met | |
[pagina 144]
| |
rozetten in de nationale kleuren het Vatikaan willen binnengaan. Dit is geschied in het Jubeljaar 1925, toen de stemming tegen Frankrijk in Italië een poos lang bijzonder slecht was. De leider dezer pelgrims beklaagde zich bij den hoofdcommissaris van politie, doch kreeg ten antwoord, dat het gebeurde (met leedwezen vernomen) zich stellig zou herhalen, als men voortging ostentatief ‘met Fransche linten rond te loopen’! Het geval staat, blijkens consulaire rapporten, geenszins op zich zelf. Het is, na zulke ervaringen, alleszins begrijpelijk, dat Nederlandsche instellingen, ook tentoonstellingen, in Italië en in de Donaulanden, zich genoopt zagen het rood in de vlag door oranje te vervangen. Zonderling genoeg wordt in de Grondwet met geen woord over de samenstelling van de nationale vlag gesproken. Ook bestaat er geen Koninklijk Besluit, waarbij de kleuren worden bepaald of voorgeschreven. Er heerscht dus op het gebied van ons dundoek een echt vaderlandsche vrijheid-blijheid. Doch het oranje-rood is en blijft de oorspronkelijke, echte schakeering; moediger en blijmoediger dan de droef-troebele kleur van ossenbloed, die ‘gepaard’ aan het zwart-blauw gaandeweg - en nu wel tot ieders ergernis - ingang heeft gevonden. Het Ministerie van Buitenlandsche Zaken verstrekt aan de Gezantschappen een rood-wit-blauwe vlag met oranje-wimpel. In dien wimpel (dien men ook in patria nog wel ziet) spreekt het nationaal geweten; doch hij is met recht een onding. Een wimpel boven de vlag is immers van ouds het teeken van admiraalschap; dus zooveel wimpels, zooveel.... vlootvoogden! Onze marine voert een vlag met helderroode bovenbaan. Een weinig warmer nog dit rood, en het is straks wat het wezen moet. De natie vraagt inderdaad om een nationale vlag, waaruit het Oranje-boven, band en zinnebeeld der saamhoorigheid, naar buiten spreekt. De vlag blijve inmiddels, zoolang de kwestie aangaande haar hangende is, de vlag, onverschillig of haar kleuren moedeloos tanen of straks weder gloeien in de oude kracht; even dierbaar, even heilig. Al moge Nederland nóg zoo verdeeld zijn, één ding worde bij de partijschappen niet betrokken: de Vaderlandsche Vlag! EEN LEEUWENDALER. |
|