Ingezondens
Aan onze mede-Verbondsleden.
De afdeeling Oost Zeeuwsch-Vlaanderen meent hierbij Uw aandacht te moeten vestigen op een in den boezem van Groep Nederland gerezen meeningsverschil.
Op 23 September zal in Den Haag bijeenkomen de Alg. Verbondsvergadering, hetgeen in het Verbond een zeldzame gebeurtenis is. Daar kunnen afgevaardigden van alle groepen en afdeelingen van het Verbond worden verwacht, en daar zal een door het H.B. voorgestelde wetswijziging worden behandeld.
Het hiervoren bedoelde meeningsverschil betreft door de afd. Den Haag voorgestelde, en in de vergadering van Groep Nederland van 1 Juli 1933 te Rotterdam aangenomen amendementen op het ontwerp van het H.B. Deze izijn naar onze meening van een dergelijk ingrijpenden aard, dat van een technische wijziging geen sprake kan zijn, maar dat integendeel een koersverandering is te duchten.
Wij verwijzen naar het voorstel-Den Haag, art. 2, lid 4 en 5.
Het amendement-Den Haag te dezer plaatse, luidt als volgt:
Art. 2 lid 4: |
Het verbond streeft naar verzekering van een goede verstandhouding tusschen stamgenooten en allen, die niet tot den stam behooren, zulks op den grondslag van eerbiediging van ieders eigen geaardheid en rechtmatige belangen. |
Art. 2 lid 5: |
In het bijzonder wijdt het verbond aandacht aan de verhouding tot niet-stamgenooten in die landen, waar Nederlandsch of Dietsch landstaal is. |
Het vierde lid spreekt den wensch uit, dat het Verbond zal streven naar een goede verstandhouding tusschen stamgenooten en niet-stamgenooten.
Dit is geen erkenning dat zulk een verhouding gewenscht is, doch een zeer positieve doelstelling in die richting.
Het vijfde lid wil in het bijzonder de aandacht vestigen op de niet-stamgenooten in die landen, waar het Nederlandsch of Dietsch landstaal is.
Het komt ons voor, dat het Verbond in het bijzonder zijn beteekenis en zijn bestaansreden ontleent aan het voor ieder rechtgeaard Nederlander opvallend gemis aan Nationaal bewustzijn, dat Nederlanders en stamgenooten kenmerkt.
De verlevendiging van dit bewustzijn was dan ook altijd ons doel, en behoort dit op elk gebied te blijven.
Wanneer dus het A.N.V. gaat werken in de richting zooals de afdeeling Den Haag in punt 4 en 5 van art. 2 wenscht vast te leggen, dan zou het op zijn weg liggen, verbroederingsdagen te houden met die volksgroepen, welke stelselmatig den strijd van onze stamverwanten tegenwerken, bijvoorbeeld met Walen in België en Britten in Zuid-Afrika.
In dezelfde richting voortredeneerend, zouden wij moeten trachten, onzen strijd voor Dietsche cultuur en taal, saam te voeren met alle andere niet-Dietsche volkeren.
Deze vage doelstelling is geen fantasie van ons, maar - als woorden nog iets beteekenen - volgt zij rechtstreeks uit het vierde lid van art. 2 van het voorstel-Den Haag.
Wij weten, dat de toelichting bij deze voorstellen veeleer schijnt te wijzen in de richting van een beleefde onverschilligheid t.o.v. andere volkeren. Doch de in stellige artikelen vervatte voorstellen tot wetswijziging laten geen anderen uitleg toe, dan wij met deze voorbeelden hebben toegelicht.
Wij willen gaarne weten te behooren tot een op Dietsch en nationaal standpunt staande vereeniging. Dit is voor ons de aantrekkelijkheid van het Verbond, en wij moeten ons dan ook tegen iedere verwatering daarvan verzetten.
De positieve opbouw van een Dietsch bewustzijn kan geschieden met volledig zwijgen over de plaats der anderen. Wij, leden van het Algemeen Nederlandsch Verbond, hebben tot taak de rol en de toekomst van den Dietschen stam in de wereld, in het middelpunt der Dietsche belangstelling te plaatsen, en waarlijk: die taak, uitsluitend op onszelf gericht, is groot en bezielend genoeg.
Wij meenen dan ook, ofschoon de groepsvergadering zich reeds met een meerderheid vóór de voorstellen-Den Haag heeft uitgesproken, toch nog een poging te moeten wagen om te voorkomen dat deze - allicht goed-bedoelde, maar in onze oogen zeer bedenkelijke - voorstellen met steun van groep Nederland in de Verbondswet worden vastgelegd.
Wij willen dan ook geen gelegenheid verzuimen om de aandacht te vestigen op de beteekenis van deze zaak, die naar