Wanneer ook een Vlaamsche Streektaalfilm?
De bijval van de eerste voorstelling van de belangwekkende streektaalfilm, gewijd aan Bunschoten en Spakenburg, en vervaardigd in opdracht van het hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond, heeft ook in Vlaanderen weerklank gevonden. Zoo wijdde de fijnzinnige filmredacteur van Het Laatste Nieuws, de heer Joris De Maegt, een deel van zijne wekelijksche rubriek, in het nummer van 2 Juni j.l., aan deze A.N.V.-film, waarvan hij getuigde, dat zij ‘niet enkel als proefneming uiterst belangwekkend is, maar ook om haar inhoud alleszins de aandacht van de dialectkundigen en de folkloristen verdient.’
‘Het Algemeen Nederlandsch Verbond, aldus dezelfde journalist verder, heeft hier dus een uiterst verdienstelijk initiatief genomen. De dialecten leven en veranderen onder den invloed van de meest uiteenloopende omstandigheden. Uit wetenschappelijk en folkloristisch oogpunt kan dus de vastlegging van een dialect van een niet te onderschatten beteekenis zijn. Ook in Vlaamsch-België zou er menige streektaalfilm te maken zijn. Maar daartoe is geld vereischt.’
Kan de geldelijke moeilijkheid, zelfs in deze tijden, wanneer de provincie, waar het vast te leggen dialect wordt gesproken, de Koninklijke Vlaamsche Academie, de Vlaamsche Vereeniging van Letterkundigen, de Zuid-Nederlandsche Maatschappij voor Taal- en Letterkunde, de folkloristische vereenigingen enz. het hunne willen bijdragen, wel een onoverkomelijk bezwaar worden genoemd? Ons komt het voor dat ook hier, als in vele andere gevallen, een weg is als de wil maar niet ontbreekt.