Streektaalfilm Bunschoten-Spakenburg.
In de Octoberaflevering van onzen jaargang 1931 hebben wij voor het eerst de aandacht gevestigd op het gevaar, dat onze taal dreigde van de rolprentnijverheid. In de bioscopen werd de stille film meer en meer verdrongen door de sprekende en de duizenden bioscoopbezoekers in Nederlandsche, Vlaamsche en Afrikaansche oorden kregen uitsluitend vreemde talen, vooral Engelsch en Duitsch te hooren, waarbij spaarzaam ter verduidelijking eenige vertaalde opschriften te zien waren en in welk Nederlandsch vaak?
De kans, dat wij in nabije toekomst Nederlandsche sprekende films zullen krijgen, voor het publiek even aantrekkelijk als de buitenlandsche rolprenten, is niet groot. Maar een begin is er toch. Nederlandsche filmfabrieken begonnen voor het journaal Nederlandsche praatprenten, om eens een Afrikaansch woord te gebruiken, te vervaardigen.
Het hoofdbestuur greep die mogelijkheid aan om een reeds lang gekoesterd plan tot verwezenlijking te brengen, n.l. het vastleggen van de steeds meer en meer uitstervende streektalen. Overwogen werd, dat een gedramatiseerde streektaalopneming, waarbij zeden en gewoonten, typische kleederdracht en oud landschapschoon tevens werden vereeuwigd, op zooveel meer belangstelling van bioscoopbezoekers zou mogen rekenen, dan het afdraaien van een grammofoonplaat, waarop een dialectnummertje zou zijn ‘ingemaakt’.
Het hoofdbestuur vond bij den Directeur der Haarlemsche Filmfabriek Polygoon een geestdriftige bereidheid tot medewerking, en het was zoo gelukkig in Prof. Dr. G.G. Kloeke te Hamburg den man te vinden, die er in slaagde een opneming te Spakenburg in elkaar te zetten. Zoo men kan weten heeft deze taalgeleerde een bijzondere studie gemaakt van de dialecten rond de Zuiderzee en nu deze, door de afsluiting en inpoldering, met de eeuwenoude visschersgebruiken langzamerhand tot het verleden, zullen gaan behooren, was daar voor het plan, waarmee het A.N.V. geacht wordt alle Europeesche naties vóór te zijn, een goede slag te slaan. De heer A. Blokhuis, gewonnen en getogen aan de Utrechtsche Zuiderzeekust, o.m. directeur van de Visscherijschool ter plaatse, stelde zich beschikbaar de hoofdrol in het te verfilmen geval op zich te nemen of om in zijn taal te spreken ‘op z'n praotstoel te gaon zitte veur zoo'n speuldoos’.
En 17 September 1932 hebben de Polygoon-directeur, de heer D.B. Ochse, met zijn mannetjes, prof. Kloeke en de Spakenburgsche spelers hun beste beentje voorgezet en pioniersarbeid verricht op een wijze, die.... niet iedereen bevredigd heeft blijkens enkele persverslagen, die verschenen na de eerste voorstelling voor vele genoodigden in het City-Theater te 's-Gravenhage op den middag van 26 Mei j.l. Men oordeelde dat de oude visscher, die ons in zijn streektaal (welke men in een keurig tekstboekje met vertaling had kunnen bestudeeren) over Spakenburgs lief en leed, zeden en gewoonten zoo gemoedelijk inlichtte, te veel alleen aan het