| |
| |
| |
| |
Algemeene Vergadering
Oproeping
De Algemeene Voorzitter van het Hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond roept overeenkomstig artikel 12 der Verbondswet de Groepen, Zelfstandige Afdeelingen en algemeene leden op tot bijwoning eener
Algemeene Vergadering
op Zaterdag 23 September a.s., des namiddags om twee uur in het Gebouw Excelsior, Zeestraat 57 - 59, Den Haag.
Dagorde: VOORSTEL TOT WIJZIGING DER VERBONDSWET.
DEN HAAG, 24 April 1933.
P.J. DE KANTER,
Algemeen Voorzitter.
Het voorstel tot wijziging der Verbondswet luidt als volgt:
Thans geldende wet.
Artikel 1. |
Voorgestelde wet
Artikel 1. |
1. Op 1 Januari 1905 is voor den tijd van 29 jaren een vereeniging opgericht onder den naam van: Algemeen Nederlandsch Verbond. |
1. De vereeniging draagt den naam ‘Algemeen Nederlandsch Verbond’. |
2. De vereeniging is te Dordrecht gevestigd. |
2. Zij is, ter voortzetting van de in 1896 in Vlaanderen gestichte gelijknamige vereeniging, op 1 Mei 1898 in Nederland opgericht en op 1 Januari 1905 voortgezet voor den duur van 29 jaar. Na 31 December 1933 wordt zij voor den tijd van 29 jaar voortgezet. | 3. Het vereenigingsjaar loopt van 1 Januari tot 31 December. |
3. De vereeniging is gevestigd te Dordrecht. |
3. De vereeniging is gevestigd te Dordrecht. |
|
4. Het vereenigingsjaar valt samen met het kalenderjaar. |
Toelichting. De aanleiding tot dit voorstel tot wijziging der verbondswet is gelegen in artikel 1. Volgens het eerste lid der geldende wet is de vereeniging op 1 Januari 1905 voor 29 jaar opgericht, en zou zij dus met 1 Januari 1934 ophouden te bestaan. Het is daarom noodig, dat vóór dien datum de Koninklijke goedkeuring verkregenl wordt op de verlenging van het bestaan van het Verbond met wederom 29 jaar. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om nog enkele andere wijzigingen aan te brengen. In de eerste zinsnede van het tweede lid is naar de stichting der vereeniging in 1896 verwezen. Het enkel noemen van het jaartal 1905, zooals in de geldende wet, kan tot misverstand aanleiding geven.
Artikel 2. |
Artikel 2. |
Het eerste en het tweede lid blijven onveranderd. |
3. Tot den Nederlandschen of Dietschen stam worden geacht te behooren de volksgroepen van de Nederlanders, de Vlamingen en de Dietsch sprekende Zuid-Afrikaners, voorts de verspreid wonende leden van die volksgroepen, alsmede de afstammelingen van alle bovengenoemden; wat die afstammelingen betreft: voor zoover zij niet het stambewustzijn verloren hebben. |
3. Tot den Nederlandschen of Dietschen stam worden geacht te behooren de volksgroepen van de Nederlanders, de Vlamingen en de Dietsch sprekende Zuid-Afrikaners, voorts de verspreid wonende leden van die volksgroepen, alsmede de afstammelingen van alle bovengenoemden; wat die afstammelingen betreft, voor zoover zij niet het stambewustzijn verloren hebben. |
| |
| |
4. Tot bevordering van een voortdurend goede verstandhouding tusschen hen, die geacht worden tot den Nederlandschen of Dietschen stam te behooren, en de hierna bedoelde volken en volksgroepen, wijdt het verbond tevens in den geest van het eerste lid van dit artikel zijn belangstelling aan de volken en volksgroepen van niet-Europeesche afkomst, welke een gebied bewonen, waar het Nederlandsch of een andere Dietsche taal als landstaal erkend wordt. |
4. Tot bevordering van een voortdurend goede verstandhouding tusschen hen, die geacht worden tot den Nederlandschen of Dietschen stam te behooren, en de hierna te noemen volken en volksgroepen wijdt het verbond tevens in den geest van het eerste lid van dit artikel zijn belangstelling aan de volken en volksgroepen van niet-Europeesche afkomst, welke een gebied bewonen, waar het Nederlandsch of een andere Dietsche taal landstaal is. |
Toelichting. De voorgestelde veranderingen zijn niet meer dan redactieverbeteringen en herstel van een drukfout. In het derde lid is de dubbele punt na het woord ‘betreft’ in op een na den laatsten regel vervangen door een komma. Op den vierden regel van het vierde lid is het woord ‘bedoelde’ vervangen door ‘te noemen’, terwijl aan het slot van dat lid ‘als landstaal erkend wordt’ vervangen is door ‘landstaal is’. De eisch is niet, dat het Nederlandsch of een andere Dietsche taal door een overheidsdaad als landstaal erkend wordt, doch door een zóó groote groep der bewoners gesproken wordt, dat men kan zeggen, dat het Nederlandsch of een andere Dietsche taal in dat land één der landstalen is.
Artikel 3. |
Artikel 3. |
Het Verbond tracht zijn doel te bereiken door: |
Het Verbond tracht zijn doel te bereiken door: |
1. handhaving en verbreiding van de Nederlandsche taal en de andere Dietsche talen, waaronder mede verstaan worden de streektalen, alsmede vergemakkelijking van het aanleeren en het gebruik van deze talen; |
1. handhaving en verbreiding van de Nederlandsche taal en de andere Dietsche talen, alsmede vergemakkelijking van het aanleeren en het gebruik van deze talen; |
De nummers 2de, 3de en 4de blijven onveranderd.
Toelichting. Volgens dit voorschrift zou het Verbond o.m. zijn doel trachten te bereiken door handhaving en verbreiding der streektalen.
Dat kan nooit de bedoeling zijn. De verbreiding en steeds verdere doordringing van het onderwijs heeft tot noodzakelijk gevolg, dat de streektalen steeds meer verdrongen worden door het algemeen beschaafd Nederlandsch. Men kan dat betreuren en door dat gevoel er toe geleid worden om van die streektalen nog zooveel mogelijk vast te houden, ze dus bestudeeren en vastleggen in geschriften en geluidsfilms, maar handhaving en verbreiding van die streektalen naast handhaving en verbreiding van de Nederlandsche taal, dat is het algemeen beschaafd Nederlandsch, is niet mogelijk.
Het bewaren van de streektalen ligt zeker wel op den weg van het Verbond, maar dat kan worden opgenomen onder de ‘bijzondere middelen’, opgesomd in artikel 4.
Artikel 4. |
Artikel 4. |
De bijzondere middelen, waardoor het verbond zijn doel tracht te bereiken, zijn: |
De bijzondere middelen, waardoor het verbond zijn doel tracht te bereiken, zijn: |
1. de uitgave en ondersteuning van periodieke en andere geschriften; |
1. blijft onveranderd. |
2. de stichting en instandhouding van een stamboekerij; |
2. blijft onveranderd. |
3. de stichting en instandhouding van een stammuseum; |
3. blijft onveranderd. |
4. het op gezette tijden houden van een stamdag, waarop zooveel mogelijk leden uit alle oorden bijeenkomen om elkaar te sterken in den,strijd voor de belangen, welke het verbond voorstaat; |
4. blijft onveranderd. |
5. de oprichting, onderhouding en ondersteuning van Nederlandsche boekerijen en leeszalen, alsmede de verschaffing van Nederlandsche boeken en tijdschriften aan niet uitsluitend Nederlandsche boekerijen en leeszalen; |
5. de oprichting, instandhouding en ondersteuning van Nederlandsche boekerijen en leeszalen, alsmede de verschaffing van Nederlandsche boeken en tijdschriften aan niet uitsluitend Nederlandsche boekerijen en leeszalen; |
6. de stichting, onderhouding en ondersteuning van Nederlandsche scholen en Nederlandsche leergangen; |
6. de stichting, instandhouding en ondersteuning van Nederlandsche scholen en Nederlandsche leergangen; |
7. de bevordering van het bezoek aan Nederlandsche scholen en leergangen; |
7. blijft onveranderd. |
8. de vertooning van rolprenten over de volken en volksgroepen, in art. 2 bedoeld, en de landen, welke deze bewonen; |
8. de vertooning van rolprenten over de volken en volksgroepen, in art. 2 genoemd, en de landen, welke deze bewonen; |
9. het doen houden en steunen van voordrachten, met het doel van het verbond verband houdende; |
9. blijft onveranderd. |
10. het houden van en de medewerking aan congressen, welke ter bereiking van het doel van het verbond bevorderlijk kunnen zijn; |
10. blijft onveranderd. |
| |
| |
11. het steunen van de Nederlandsche letterkunde, die in stamverwante landen daaronder begrepen; |
11. de studie der streektalen en het bewaren van de kennis dier talen; |
12. het doen opvoeren en het steunen van de opvoering van tooneelstukken, geschreven in het Nederlandsch of in een andere Dietsche taal; |
12. het steunen van Nederlandsche of Dietsche letterkunde; |
13. het doen uitvoeren en het steunen van de uitvoering van muziekwerken van Nederlandsche en stamverwante toondichters; |
13. no. 12 der geldende wet. |
14. het houden en steunen van tentoonstellingen, met het doel van het verbond verband houdende; |
14. het doen uitvoeren en het steunen van de uitvoering van muziekwerken van Nederlandsche of Dietsche toondichters; |
15. de verbreiding van Nederlandsche, Vlaamsche en Zuid-Afrikaansche liederen; |
15. no. 14 der geldende wet. |
16. de aanmoediging en bevordering van de waardeering van eigen kunst onder de volken en volksgroepen in art. 2 bedoeld; |
16. de verbreiding van het Dietsche lied. |
17. de bevordering van de oprichting van, alsmede de aankweeking van liefde voor en eerbiediging van gedenkteekenen, welke verband houden met de geschiedenis van den Nederlandschen stam in het algemeen, of van de volken en volksgroepen, tot den Nederlandschen stam behoorende; |
17. de aanmoediging en bevordering van de waardeering van eigen kunst onder de volken en volksgroepen in art. 2 genoemd; |
18. de viering van gedenkdagen, van belang voor den Nederlandschen stam in het algemeen of voor de volken en volksgroepen, tot den Nederlandschen stam behoorende; |
18. de bevordering van de oprichting van, alsmede de aankweeking van liefde voor en eerbiediging van gedenkteekenen, welke verband houden met de geschiedenis van den Nederlandschen of Dietschen stam; |
19. de bevordering van het bezoek door hen, die behooren tot de volken en volksgroepen, in art. 2 bedoeld, zoowel aan de verschillende deelen van het eigen land, als aan andere landen, welke die volken en volksgroepen bewonen; |
19. de viering van gedenkdagen, van belang voor den Nederlandschen of Dietschen stam; |
20. de uitwisseling van leerkrachten tusschen de volken en volksgroepen, tot den Nederlandschen stam behoorende; |
20. de bevordering van het bezoek door hen, die behooren tot de volken en volksgroepen, in art. 2 genoemd, zoowel aan de verschillende deelen van het eigen land, als aan andere landen, welke die volken en volksgroepen bewonen; |
21. het in woord en geschrift bij de bevoegde macht opkomen voor de belangen, welke het verbond voorstaat; |
21. de uitwisseling van leerkrachten tusschen de volken en volksgroepen, tot den Nederlandschen of Dietschen stam behoorende; |
22. het samenwerking zoeken. |
22. no. 21 van de geldende wet. |
a. met vereenigingen of instellingen, welke een doel nastreven, verwant met dat van het verbond; |
|
b. met gezaghebbende belangstellenden op verschillend gebied; |
|
23. alle andere wettige middelen, welke bevorderlijk kunnen zijn aan het doel van het verbond; |
23. no. 22 van de geldende wet. |
|
24. no. 23 van de geldende wet. |
Toelichting. Het ongebruikelijke woord ‘onderhouding’ in 5de en 6de is vervangen door ‘instandhouding’.
Na 10de is een nieuw nummer, dus 11de, ingevoegd, waarvoor verwezen wordt naar de toelichting op de wijziging van artikel 3, 1ste.
De verandering van ‘bedoeld’ in 8ste, 16de (nieuw 17de) en in 19de (nieuw 20ste) in ‘genoemd’ is een redactieverbetering.
De veranderingen in de nummers 11de (nieuw 12de), 13de (nieuw 14de), 15de (nieuw 16de), 17de (nieuw 18de), 18de (nieuw 19de), 20ste (nieuw 21ste) zijn aangebracht, omdat in de bestaande redactie dezer middelen de woorden stam, stamverwant, Vlaamsch, Zuid-Afrikaansch op verwarrende wijze zijn gebezigd. De bedoeling wordt beter en eenvoudiger weergegeven door ‘Nederlandsch of Dietsch’ dan wel enkel het woord ‘Dietsch’. De opschuiving der nummers na 10de behoeft geen toelichting.
Artikel 5. |
Artikel 5. |
Het eerste lid blijft onveranderd. |
2. Deze vereenigingen dragen alsdan den naam van ‘Groep van het Algemeen Nederlandsch Verbond’, be- houdens haar recht, hieraan een eigen naam toe te voegen. Deze groepen vormen tezamen met de leden, welke niet tot die groepen behooren, het verbond. Zij genieten, waar het de aangelegenheden van haar gebied betreft, zelfstandigheid, voor zoover deze niet ter bevordering van de eenheid van handelen, ter voorkoming en wegneming van alles, wat het verbond kan schaden, en ter bevordering van een goed beheer in deze verbondswet beperkt is. |
2. Deze vereenigingen dragen alsdan den naam van ‘Groep van het Algemeen Nederlandsch Verbond’; zij hebben het retcht daaran, onder goedkeuring van het hoofdbestuur, een eigen naam toe te voegen. Deze groepen vormen tezamen met de leden, welke niet tot die groepen behooren, het verbond. Zij zijn bevoegd de aangelegenheden van haar gebied zelfstandig te regelen, voorzoover die zelfstandigheid niet in deze verbondswet beperkt is. |
| |
| |
Het dende lid blijft onveranderd. |
4. In hetzelfde land kan slechts één groep gevestigd zijn. |
4. Vervalt. |
5. Buiten de gebieden der groepen kunnen de leden van het verbond zich plaatselijk of voor een beperkt gebied, onder goedkeuring van het hoofdbestuur, vereenigen tot een ‘zelfstandige afdeeling’, welke als zoodanig rechtstreeks met het hoofdbestuur in verbinding staat, en, waar het de aangelegenheden van haar gebied betreft, vrij is in de regeling daarvan, met inachtneming van deze verbondswet en haar reglement. |
Wordt 4de lid en luidt: |
|
4. Buiten de gebieden der groepen kunnen de leden van het verbond zich plaatselijk of voor een beperkt gebied, onder goedkeuring van het hoofdbestuur, vereenigen tot een ‘zelfstandige afdeeling’, welke als zoodanig rechtstreeks met het hoofdbestuur in verbinding staat, en} bevoegd is, de aangelegenheden van haar gebied zelfstandig te regelen, voorzoover die zelfstandigheid niet in deze verbondswet beperkt is. |
|
5. De bestaande groepen en zelfstandige afdeelingen worden geacht overeenkomstig de bepalingen dezer verbondswet te zijn opgericht. |
Toelichting. Tweede lid. Er zal in den regel geen bezwaar tegen zijn, dat de Vereeniging, die zich als Groep bij het Algemeen Nederlandsch Verbond wil aansluiten, haar ouden naam ook behoudt of een eigen naam aan dien der groep toevoegt, maar het hoofdbestuur moet dat kunnen voorkomen, indien die naam niet past bij het doel en streven van het Verbond.
Bovendien is een kleine redactieverandering aangebracht.
De redenen voor de beperking der zelfstandigheid in de woorden ‘ter bevordering van de eenheid van handelen, ter voorkoming en wegneming van alles, wat het Verbond kan schaden, en ter bevordering van een goed beheer’ behoeven hier niet genoemd te worden. De beperkingen worden immers in de Verbondswet genoemd zooals artikel 9 (2), artikel 17 (2), artikel 17 (4), artikel 17 (5), artikel 23, artikel 26 (2) artikel 27. Daarnaast nog eens in algemeene termen zeggen, waarom de zelfstandigheid wordt beperkt, kan tot verwarring aanleiding geven.
Vierde lid. In groote gebieden als Nederlandsch-Indié en Noord-Amerika bijv. kan het gewenscht zijn, dat de afdeelingen, die in een deel van dat gebied dicht bij elkaar gelegen zijn, zich vereenigen tot een groep, terwijl de op grooten afstand daarvan gelegen andere afdeelingen, als er eenige dicht bij elkaar liggen, deze zich weer tot een groep kunnen vereenigen, of indien ze verspreid liggen, zelfstandige afdeelingen kunnen vormen, rechtstreeks onder het hoofdbestuur.
Vijfde lid (nieuw vierde lid). Het is beter hier dezelfde bewoordingen te bezigen voor de beperking der zelfstandigheid als in het tweede lid voor de groepen. Dat de zelfstandige afdeelingen bij de regeling harer aangelegenheden haar eigen reglement moet in acht nemen, behoeft niet te worden voorgeschreven.
In het nieuw toegevoegde vijfde lid is overgenomen, wat in de geldende wet in het eerste lid van de lilde der Overgangsbepalingen voorkomt. Het behoort geheel tot het onderwerp, dat in artikel 5 is geregeld, en is dus aan het slot van dat artikel beter op zijn plaats.
Artikel 6. |
Artikel 6. |
1. Behoudens de beperkingen in deze Verbondswet vermeld, kunnen lid van het verbond zijn: |
1. Behoudens de beperkingen in deze Verbondswet vermeld, kunnen lid van het verbond zijn: |
1ste. allen, die volgens art. 2 tot den Nederlandschen stam behooren; |
a. allen, die volgens art. 2 tot den Nederlandschen stam behooren; |
2de. alle anderen, die verhooging van de geestelijke, zedelijke en stoffelijke kracht van den Nederlandschen stam wenschelijk achten voor het land, dat zij bewonen, of in het algemeen belang. |
b. alle anderen, die verhooging van de geestelijke, zedelijke en stoffelijke kracht van den Nederlandschen stam wenschelijk achten voor het land, dat zij bewonen, of in het algemeen belang. |
Toelichting. De nummering met 1ste en 2de is veranderd in a en b om verwarring met de nummers der alinea's te voorkomen.
Artikel 7. |
Artikel 7. |
Het eerste, tweede en derde lid blijven onveranderd. |
4. Rechtspersonen, welke niet meer ten volle aan de in dit artikel gestelde eischen voldoen, verliezen op grond daarvan het lidmaatschap op de wijze, als in artikel 9 van deze verbondswet is bepaald. |
4. Rechtspersonen, welke niet meer ten volle aan de in het vorige lid gestelde eischen voldoen, verliezen op grond daarvan het lidmaatschap op de wijze, als in artikel 9 van deze verbondswet is bepaald. |
Aan het artikel wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:
|
Zij, die bij het in werking treden van deze verbondswet lid van het Verbond zijn, maar zulks niet zouden kunnen worden volgens de bepalingen van dit artikel, verliezen op dien grond hun lidmaatschap niet. De bepalingen, krachtens welke men het lidmaatschap kan verliezen, zijn echter ook op hen toepasselijk. |
Toelichting. Vierde lid. Alleen in het derde, dat is dus het vorige lid, wordt gesproken van de eischen, waaraan rechtspersonen moeten voldoen.
Nieuw vijfde lid. De overgangsbepaling I sluit geheel aan bij de voorschriften van artikel 7 en is daar dus beter op haar plaats. Uiteraard zijn de woorden in den derden regel van die overgangsbepaling ‘dezer verbondswet’ vervangen door ‘dit artikel’,
| |
| |
Artikel 11. |
Artikel 11. |
1. De leden betalen een jaarlijksche bijdrage van ten minste F 2.50 Nederlandsch. |
1. De leden betalen een jaarlijksche bijdrage van ten minste 2.50 gld. Nederlandsch. |
|
Het tweede en derde lid worden omgewisseld en luiden: |
2. Personen, die een lagere bijdrage betalen, in welk geval de bijdrage ten minste F 1. - Nederlandsch moet bedragen, worden begunstigers genoemd. Deze missen de rechten der leden krachtens deze verbondswet en de reglementen der groepen en zelfstandige afdeelingen en hebben in de vergaderingen, waar de leden hun stemrecht uitoefenen, een raadgevende stem. Zij kunnen geen aanspraak maken op de geschriften, welke het verbond den leden verstrekt, tenzij tegen betaling van den daarvoor bepaalden prijs. |
2. Men kan ook lid zijn voor het leven tegen een bijdrage in eens van tenminste 100. - gld. |
3. Men kan ook lid zijn voor het leven tegen een bijdrage in eens van tenminste F 100.-. |
3. Personen, die een lagere bijdrage dan 2.50 gld. per jaar betalen, in welk geval de bijdrage ten minste 1 gld. Nederlandsch moet bedragen, worden begunstigers genoemd. Deze missen de rechten der leden krachtens deze verbondswet en de reglementen der groepen en zelfstandige afdeelingen en hebben in de vergaderingen, waar de leden hun stemrecht uitoefenen, een raadgevende stem. Zij kunnen geen aanspraak maken op de geschriften, welke het verbond den leden verstrekt, tenzij tegen betaling van den daarvoor bepaalden prijs. |
Het vierde lid blijft onveranderd.
Aan het artikel wordt een nieuw vijfde lid toegevoegd, luidende:
|
5. De jaarlijksche bijdrage der leden en begunstigers, welke bij het in werking treden dezer verbondswet minder bedraagt dan het in deze wet bepaalde minimum, blijft op dat mindere bedrag gehandhaafd, wanneer die leden en begunstigers zulks verlangen. |
Toelichting. Daar de leden 1 en 3 van het artikel op elkaar behooren te volgen, zijn lid 2 en lid 3 omgewisseld, hetgeen de inlassching van enkele woorden in het nieuwe derde lid noodig maakte. Voorts is in het eerste en het nieuwe derde lid het aan het Fransch ontleende guldensteeken vóór het bedrag vervangen door het Nederlandsche ‘gld’ na het bedrag.
In het nieuwe vijfde lid is de overgangsbepaling II uit de geldende wet overgenomen, wijl deze beter aan het slot van dit artikel past.
Artikel 14. |
Artikel 14. |
Het eerste en het tweede lid blijven onverranderd. |
3. Bij verhindering of ontstentenis van den algemeenen voorzitter vervangt de algemeene ondervoorzitter hem. Bij verhindering of ontstentenis ook van den laatstgenoemde voorziet het hoofdbestuur in de vervanging, behoudens in het geval, bedoeld in art. 12. |
3. Bij verhindering of ontstentenis van den algemeenen voorzitter vervangt de algemeene ondervoorzitter hem. Bij verhindering of ontstentenis ook van den laatstgenoemde voorziet het hoofdbestuur in de vervanging, behoudens in het geval bedoeld in het dertiende lid van art. 12. |
Het vierde lid blijft onveranderd. |
5. De betrekkingen van algemeen secretaris en van algemeen penningmeester kunnen in één persoon vereenigd zijn. |
5. Dezelfde persoon kan tegelijkertijd algemeen secretaris en algemeen penningmeester zijn. |
Toelichting. De voorgestelde veranderingen zijn bedoeld als redactieverbetering.
Artikel 15. |
Artikel 15. |
1. Het hoofdbestuur kan een administrateur benoemen en hem schorsen en ontslaan. De benoeming geschiedt schriftelijk, met vermelding van de salarisregeling, den werkkring, den termijn, in acht te nemen bij ontslag, en de verloven. |
1. Het hoofdbestuur kan een administrateur en een plaatsvervangend administrateur benoemen en hen schorsen en ontslaan. De benoeming geschiedt schriftelijk, met vermelding van de salarisregeling, den werkkring, den termijn, in acht te nemen bij ontslag, en de verloven. |
2. Schorsing en ontslag worden den administrateur schriftelijk medegedeeld met volledige vermelding der redenen. |
2. Schorsing en ontslag worden hun schriftelijk medegedeeld met volledige vermelding der redenen. |
| |
| |
3. De administrateur is rechtstreeks verantwoordelijk aan den algemeenen secretaris en, voor zoover hem ook geldelijke werkzaamheden worden opgedragen, aan den algemeenen penningmeester. Hij kan niet zijn lid van het hoofdbestuur of van een groepsbestuur. |
3. De administrateur en de plaatsvervangend administrateur zijn rechtstreeks verantwoordelijk aan den algemeenen secretaris en, voor zoover hun ook geldelijke werkzaamheden worden opgedragen, aan den algemeenen penningmeester. Zij mogen niet lid van het hoofdbestuur zijn. |
Toelichting. Het is wenschelijk, dat de Verbondswet de gelegenheid opent ook een plaatsvervangend administrateur te benoemen. De veranderingen houden daarmee verband.
Bovendien is het verbod voor den administrateur (en den plaatsvervangend administrateur) om lid van een groepsbestuur te zijn, vervallen. Dat verbod hoort niet thuis in de verbondswet. Wil het bestuur der groep Nederland (alleen voor deze kan de bepaling van practische beteekenis zijn) de deur van haar bestuur sluiten voor den administrateur en den plaatsvervangend administrateur, dan kan zij dat in het groepsreglement bepalen.
In de verbondswet wordt na artikel 15 een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
|
Artikel 16. |
|
Het hoofdbestuur kan commissiën en instellingen in het leven roepen, welker doel en werkkring van belang zijn voor het geheele Verbond. Het stelt daarvoor, zoo noodig, de reglementen vast en benoemt en ontslaat de leden van die commissiën en de leiders van die instellingen. Op deze leiders is het in artikel 15 voor den administrateur en den plaatsvervangend administrateur bepaalde van toepassing. |
Toelichting. Het is wenschelijk deze bevoegdheid van het hoofdbestuur uitdrukkelijk in de verbondswet op te nemen. Het is een leemte, dat bijv. omtrent de positie van den leider der afdeeling Boekverspreiding niets is bepaald.
De daarna volgende artikelen in de nieuwe wet schuiven daardoor één nummer op, maar gemakshalve worden de oude nummers hier behouden, daar de algemeene vergadering het hoofdbestuur kan machtigen de noodig blijkende vernummering der artikelen aan te brengen.
Artikel 16. |
Artikel 16. |
1. Alle stukken, van het hoofdbestuur uitgaande en dit verbindende, vereischen de handteekeningen van den algemeenen voorzitter en van den algemeenen secretaris. Voor alle andere stukken, niet de geldzaken betreffende, kan, tenzij - in bijzondere gevallen - de algemeene voorzitter zijn mede-onderteekening wenschelijk acht, worden volstaan met de handteekening van den algemeenen secretaris en voor die, welke de geldzaken betreffen, met de handteekening van den algemeenen penningmeester. |
1. Alle stukken, van het hoofdbestuur uitgaande en dit verbindende, vereischen de handteekeningen van den algemeenen voorzitter en van den algemeenen secretaris. Voor alle andere stukken, niet de geldzaken betreffende, kan, tenzij de algemeene voorzitter zijn mede-onderteekening wenschelijk acht, worden volstaan met de handteekening van den algemeenen secretaris en voor die, welke de geldzaken betreffen, met de handteekening van den algemeenen penningmeester. |
Toelichting. Daar de algemeene voorzitter zelf uitmaakt, wanneer hij zijn mede-onderteekening wenschelijk acht, m.a.w. wanneer het geval ‘bijzonder’ is, behoeft deze beperking niet te worden voorgeschreven.
Het tweede lid blijft onveranderd.
Artikel 17. |
Artikel 17. |
1. Leiding en beheer van het verbond berusten bij het hoofdbestuur. |
1. Leiding en beheer van het verbond berusten bij het hoofdbestuur. Het behartigt de belangen van het verbond in zijn geheel en van de deelen in hun onderling verband. |
Toelichting. Deze toevoeging is wenschelijk om te doen uitkomen, dat ook aangelegenheden, die wel niet het geheele verbond raken, maar de belangen van meer dan één groep te zamen betreffen, tot de taak van het hoofdbestuur behooren.
Het tweede, derde, vierde en vijfde lid blijven onveranderd.
Artikel 18. |
Artikel 18. |
Het eerste lid blijft onveranderd. |
2. Het hoofdbestuur maakt deze begrooting daarna zoo spoedig mogelijk openbaar in het verbondsblad of, bij gebreke daarvan, door toezending aan de leden van het verbond. |
2. Het hoofdbestuur maakt deze begrooting met een toelichting daarna zoo spoedig mogelijk openbaar in het verbondsblad of, bij gebreke daarvan, door toezending aan de leden van het verbond. |
Toelichting. Het is wenschelijk, dat de begrooting, welke in het verbondsblad wordt openbaar gemaakt, voor de lezers begrijpelijk wordt gemaakt door een toelichting.
| |
| |
Artikel 20. |
Artikel 20. |
1. Het hoofdbestuur vergadert tenminste viermaal in het jaar, ter plaatse, te bepalen door het hoofdbestuur, dat zulks aan het dagelijksch bestuur kan overlaten. |
1. Het hoofdbestuur vergadert tenminste tweemaal in het jaar, ter plaatse, te bepalen door het hoofdbestuur, dat zulks aan het dagelijksch bestuur kan overlaten. |
Toelichting. De praktijk heeft geleerd, dat het in gewone omstandigheden voldoende is, als het hoofdbestuur tweemaal per jaar vergadert.
Artikel 24. |
Artikel 24. |
Het eerste en het tweede lid blijven onveranderd. |
3. Voor dezelfde plaats of hetzelfde gebied kan slechts één afdeeling werkzaam zijn, behoudens het recht van bestaan van jongelieden- en studentenafdeelingen naast de gewone, mits zij alle dezelfde plaats of hetzelfde gebied bestrijken. |
3. Voor dezelfde plaats of hetzelfde gebied kan slechts één afdeeling werkzaam zijn, behoudens het recht van bestaan van jongelieden- en studentenafdeelingen naast de gewone afdeelingen. |
Toelichting. Het is denkbaar, dat in een zeker gebied, dat een afdeeling nu eenmaal tot het hare heeft verklaard, een jongeliedenafdeeling ontstaat, die niet dat gansche gebied wil bestrijken. Deze moet dan de gelegenheid hebben zich tot een deel van het gebied te bepalen. Wij denken aan de afdeeling 't Gooi, in welks gebied de plaatsen Bussum en Hilversum liggen.
Artikel 27. |
Artikel 27. |
De reglementen der groepen en zelfstandige afdeelingen behooren onder meer bepalingen te bevatten omtrent: |
Het reglement eener groep of zelfstandige afdeeling behoort onder meer bepalingen te bevatten omtrent: |
1ste. haar naam en zetel, alsmede de grenzen van haar gebied; |
1ste. haar naam en zetel, alsmede de grenzen van haar gebied; |
2de. de bijzondere belangen, welke de groep of zelfstandige afdeeling zich ten doel stelt te behartigen naast die, welke in deze verbondswet zijn omschreven; |
2de. de bijzondere belangen, welke zij wenscht te behartigen; |
3de. de samenstelling en bevoegdheid van haar bestuur en van haar dagelijksch bestuur; |
3de. de samenstelling en bevoegdheid van haar bestuur en van haar dagelijksch bestuur; |
4de. de aanwijzing van de afgevaardigden der groep in het hoofdbestuur; |
4de. de bijdragen harer leden en begunstigers; |
5de. de jaarbijdragen der leden en begunstigers van de groep of zelfstandige afdeeling; |
5de. het aandeel der algemeene kas van het hoofdbestuur in de bijdragen harer leden, genoemd in het eerste en tweede lid van artikel 11, welk aandeel in den regel niet minder dan 40 pCt. zal zijn, alsmede het tijdstip der storting; |
6de. de bijdrage der groep of zelfstandige afdeeling aan de algemeene kas van het hoofdbestuur, welke bijdrage in den regel niet minder dan 40 pCt. van de jaarbijdragen en van de bijdragen in eens, bedoeld in het derde lid van art. 11, der leden en begunstigers van die groep of zelfstandige afdeeling zal bedragen, en het tijdstip der storting. |
6de. de jaarlijksche begrooting, rekening en verantwoording, alsmede het jaarverslag, van welke stukken voor afschrift geteekende exemplaren telkenjare aan het hoofdbestuur moeten worden gezonden op zoodanig tijd- stip, dat zij, wat de begrooting betreft, uiterlijk 1 November van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor zij moet dienen, en wat de beide andere bescheiden aangaat, uiterlijk 15 Maart, in het bezit van het hoofdbestuur zijn; |
7de. de jaarlijksche begrooting, rekening en verantwoording, alsmede het jaarverslag, welke alle telkenjare aan het hoofdbestuur moeten worden gezonden op zoodanig tijdstip, dat zij, wat de begrooting betreft, uiterlijk 1 November van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor zij moeten dienen, en wat de beide andere bescheiden aangaat, uiterlijk 15 Maart, in het bezit van het hoofdbestuur zijn; |
7de. haar vergaderingen en die van het bestuur; |
8ste. de vergaderingen van de groep of zelfstandige afdeeling alsmede van haar bestuur; |
8ste. de wijziging van haar reglement; |
9de. de afdeelingen der groep; |
9de. haar ontbinding en de geldelijke gevolgen daarvan. |
|
Het reglement eener groep behoort bovendien te bevatten, bepalingen betreffende: |
10de. de wijziging van het reglement der groep of zelfstandige afdeeling, alsmede haar ontbinding en afrekening. |
10de. de aanwijzing harer afgevaardigden in het hoofdbestuur; |
|
11de. haar afdeelingen en de rechten en verplichtingen dier afdeelingen. |
Toelichting. De veranderingen bedoelen alleen vereenvoudiging en verbetering der redactie. De eenige wijziging, welke de inhoud ondergaat, is, dat de groepen voortaan van de bijdragen der begunstigers niets behoeven af te staan aan de hoofdkas. Dit kan een prikkel zijn voor de afdeelingen om, vooral onder de huisgenooten van leden, begunstigers te werven en aan dezen toegang te verkenen tot de uitvoeringen.
| |
| |
Artikel 30. |
Artikel 30. |
Behoort niet onder den titel ‘Ontbinding der Vereeniging’, doch wordt overgebracht naar het einde der wet onder een afzonderlijken titel. |
Artikel 31. |
Artikel 31. |
1. Geschillen worden vereffend als volgt: |
1. Geschillen worden vereffend als volgt: |
1ste. die, waarbij het hoofdbestuur als partij betrokken is, door de algemeene verbondsvergadering; |
a. die, waarbij het hoofdbestuur als partij betrokken is, door de algemeene verbondsvergadering; |
2de. die, tusschen afdeelingen van dezelfde groep en/of door die groep aangestelde vertegenwoordigers, alsmede die tusschen het bestuur eener groepsafdeeling en van haar leden, door het bestuur der betrokken groep; |
b. die, tusschen afdeelingen van dezelfde groep en/of door die groep aangestelde vertegenwoordigers, alsmede die tusschen het bestuur eener groepsafdeeling en haar leden, door het bestuur der betrokken groep; |
3de. alle andere geschillen door het hoofdbestuur; |
c. alle andere geschillen door het hoofdbestuur; |
|
2. In het geval onder 1ste is het hoofdbestuur verplicht de algemeene verbondsvergadering uit te schrijven binnen drie maanden, nadat de eene partij aan de andere schriftelijk heeft medegedeeld op de uitspraak van de algemeene verbondsvergadering prijs te stellen. Bij gebreke van die uitschrijving heeft de wederpartij het recht de vergadering bijeen te roepen. |
2. In het geval onder a is het hoofdbestuur verplicht de algemeene verbondsvergadering uit te schrijven binnen drie maanden, nadat zij van de andere partij schriftelijk mededeeling heeft ontvangen, dat zij op de uitspraak van de algemeene verbondsvergadering prijs stelt. Bij gebreke van die uitschrijving heeft de wederpartij het recht de vergadering bijeen te roepen op de wijze in artikel 12 voor aanvragers van een algemeene verbondsvergadering voorgeschreven. |
|
3. Art. 12 dezer verbondswet geldt ook voor de wederpartij en is overigens ook voor de hier bedoelde procedure toepasselijk. |
Vervalt. |
4. In het geval onder 2de doet het bestuur der betrokken groep uitspraak binnen drie maanden en in dat onder 3de het hoofdbestuur binnen één jaar nadat een der partijen aan dat groepsbestuur in het geval onder 2de en aan hoofdbestuur in het geval onder 3de schriftelijk heeft meegedeeld, dat zij de uitspraak van dat bestuur wenscht. |
3. In het geval onder b doet het groepsbestuur uitspraak binnen drie maanden en in dat onder c het hoofdbestuur binnen één jaar, na de ontvangst der mededeeling van één der partijen, dat zij de uitspraak door dat bestuur wenscht. |
5. In het geval onder 2de kan het hoofdbestuur op verzoek van het betrokken groepsbestuur den termijn met een zelfden tijdsduur verlengen. |
4. In het geval onder b kan het hoofdbestuur op verzoek van het betrokken groepsbestuur den termijn met een zelfden tijdsduur verlengen. |
6. De uitspraak in eenig geschil volgens dit artikel wordt aan partijen meegedeeld in geschrifte, waarin de punten van geschil, de overwegingen van den scheidsrechter en zijn uitspraak volledig worden opgenomen. |
5. De uitspraak in eenig geschil volgens dit artikel wordt aan partijen meegedeeld in geschrifte, waarin de punten van geschil, de overwegingen van den scheidsrechter en zijn uitspraak volledig worden opgenomen. |
Toelichting. De veranderingen hebben geen ander doel dan de redactie eenvoudiger en duidelijker te maken. Na artikel 31 wordt een nieuwe titel ingelascht.
| |
Onvoorziene gevallen.
|
Artikel 32. |
|
In alle gevallen, waarin deze verbondswet niet voorziet, beslist het hoofdbestuur. |
Toelichting. Zie het hiervoren aangeteekende bij artikel 30.
| |
Overgangsbepalingen.
I. |
I |
Zij, die bij het in werking treden van deze verbondswet lid van het verbond zijn, maar zulks niet zouden kunnen worden volgens de bepalingen dezer verbondswet, verliezen op dien grond hun lidmaatschap niet, De bepalingen, krachtens welke men het lidmaatschap kan verliezen, zijn echter ook op hen toepasselijk. |
Vervalt. |
Toelichting. De bepaling is opgenomen in artikel 7, 5de lid (zie aldaar).
II. |
II. |
De jaarlijksche bijdrage der leden, welke bij het in werking treden dezer verbondswet minder bedraagt dan het in deze wet bepaalde minimum, blijft op dat mindere bedrag gehandhaafd, wanneer die leden en begunstigers zulks verlangen. |
Vervalt. |
| |
| |
Toelichting. De bepaling is opgenomen in artikel 11, 5de lid (zie aldaar).
III. |
III. |
1. De bestaande groepen en zelfstandige afdeelingen worden geacht overeenkomstig de bepalingen dezer verbondswet te zijn opgericht. |
1. Vervalt. |
|
1. Deze wet treedt in werking op 1 Januari 1934. Tot dien datum blijft van kracht de Wet van het Algemeen Nederlandsch Verbond, zooals die het laatst is gewijzigd bij Koninklijk Besluit van 12 December 1929, No. 65. |
|
2. Binnen een maand na het in werking treden dezer verbondswet zendt het hoofdbestuur aan de besturen der groepen en zelfstandige afdeelingen bij aangeteekenden brief met ontvangstbewijs één of meer gewaarmerkte afdrukken dezer verbondswet, met het verzoek binnen één jaar na ontvangst van dien brief: |
2. Binnen een maand na de Koninklijke goedkeuring dezer verbondswet en eveneens binnen een maand na het in werking treden van elke later daarin aan te brengen wijziging, welke verandering van het reglement eener groep of zelfstandige afdeeling noodig maakt, zendt het hoofdbestuur aan het bestuur dier groep of zelfstandige afdeeling, bij aangeteekenden brief met ontvangstbewijs, een of meer gewaarmerkte afdrukken der gewijzigde wet, of van de daarin aangebrachte veranderingen, met het verzoek, binnen een jaar na ontvangst*van dien brief: |
1ste. haar reglementen voor zooveel noodig in overeenstemming met deze verbondswet te brengen; |
a. haar reglement voor zooveel noodig daarmede in overeenstemming te brengen; |
2de. een gewaarmerkt afschrift van die reglementen aan het hoofdbestuur ter goedkeuring in te zenden. |
b. een gewaarmerkt afschrift van haar reglement, of van de gewijzigde artikelen daarvan, aan het hoofdbestuur ter goedkeuring te zenden. |
Toelichting. De bepaling van het eerste lid is opgenomen in artikel 5, 5de lid. Het nieuwe eerste en tweede lid vervangen het tweede lid der oude wet.
3. Wanneer die besturen aan deze verplichtingen niet binnen den gestelden termijn voldoen, voorziet het hoofdbestuur daarin. |
3. Als aan dit verzoek niet binnen den gestelden termijn is voldaan, is het hoofdbestuur bevoegd de veranderingen aan te brengen, welke het noodig acht. |
Toelichting. De wijziging betreft alleen de redactie.
IV. |
IV. |
1. Bij het in werking treden van deze verbondswet treden alle leden van het hoofdbestuur af. |
1. Vervalt. |
De benoeming der nieuwe leden geschiedt, met inachtneming van de bepalingen dezer verbondswet en op de wijze, als in de gewijzigde reglementen der groepen zal zijn geregeld. |
|
2. Binnen den onder III bedoelden termijn van één jaar zenden de besturen der groepen aan het hoofdbestuur een opgaaf van de nieuwe afgevaardigden in het hoofdbestuur. |
2. Vervalt. |
Toelichting. Deze overgangsbepaling is bij deze wetswijziging niet noodig, daar er geen verandering komt in de wijze van benoeming van het hoofdbestuur.
V. |
V. |
1. Het aftredende hoofdbestuur en het aftredende dagelijksch bestuur behartigen de loopende zaken, tot het nieuwe hoofdbestuur de werkzaamheden overneemt. |
1. Vervalt |
2. De algemeene voorzitter van het aftredende hoofd- bestuur roept het nieuwe hoofdbestuur voor zijn eerste vergadering bijeen binnen één maand nadat het aftredende hoofdbestuur in het bezit is van de opgaaf van de nieuwe afgevaardigde van alle groepen. In die vergadering draagt het aftredende hoofdbestuur het bestuur over, dóet het rekening en verantwoording en verstrekt het alle inlichtingen, die het nieuw opgetreden hoofdbestuur voor een goede vervulling zijner taak noodig heeft. |
2. Vervalt |
Toelichting. Deze overgangsbepaling is bij deze wetswijziging niet noodig, daar er geen verandering komt in de wijze van benoeming van het hoofdbestuur
|
|