De toestand van groep Ned.-Indië.
Geachte Redactie,
Het mag wel eenige verwondering baren, dat de groep Ned. - Indië in het algemeen en de afd. Malang in het bijzonder zoo weinig van zich doet hooren. Dit in verband met het feit, dat onze hand zooveel te doen vindt.
Doch dit heeft zijn reden. Het Alg. Ned. Verbond verkeert hier in zeer bijzondere omstandigheden. Terwijl eiders de Nederlandsch-sprekenden meestal van Vaderlandschen (Europeeschen) oorsprong zijn, is dit in Insulinde zeer dikwijls niet het geval.
Terwijl in andere groepen aansluiting gezocht wordt, ‘omdat het bloed kruipt, waar het niet gaan kan’, zijn hier geheel andere oorzaken werkzaam.
Een groot deel toch der Nederlandsch sprekende onderdanen spreekt geen Nederlandsch als moedertaal, maar voelt zich.... ‘Indisch Nederlander’ zou ik bijna zeggen.
Een nog veel grooter deel echter spreekt en leert Nederlandsch om dit als wapen te gebruiken in den strijd om het bestaan in een door Nederland geregeerd gebied.
Dit zeer groote aantal nu is m.i. oorzaak van een zekere tweeslachtigheid in de houding onzer leiders, waardoor een krachtig voortgaan in de ideëele richting van ons doel thans eenigszins in het gedrang komt.
De politiek heeft zich n.l. geworpen op dat, wat bedoelde groepen scheidt en in verband met den nood der tijden die verschillen zeer verscherpt.
De geldelijke toestand van het land maakt, dat overal beknibbeld moet worden en dan gebeurt dit natuurlijk het eerst daar, waar de voordeelen òf niet oogenblikkelijk tastbaar zijn òf door een sterke partij betwist worden.
Ging men voorheen vaak uit van de gedachte, dat elk Nederlandsch onderdaan, die door de Ned. taal een schreefje vóór kreeg in de maatschappij, een draadje was, dat den kabel, waarmee de drie koggeschepen verbonden zijn, versterkte, thans