Ingezonden
Journalistieke Voorlichting.
Ik wil beginnen met de Redactie dank te zeggen voor de mij geboden gelegenheid, om op het ‘verweer’ van den heer Van der Pant kort te antwoorden. Een twistgeschrijf tusschen twee personen, waarvan de een in Java en de ander in Transvaal woont en dan nog in een blad, uitgegeven in Den Haag, is onmogelijk.
Het verweer van den heer Van der Pant zal wel algemeene teleurstelling verwekt hebben. Mijne artikelen bevatten een ‘protest’ tegen de talrijke onjuistheden door den heer Van der Pant neergeschreven, alsook tegen zijn uitlatingen ten opzichte van zijn hier woonachtige landgenooten en oud-landgenooten, waar hij hun groote werk hier te lande stelselmatig verzwijgt, doch omtrent wie hij zoutelooze verhaaltjes ten beste geeft. De enkele door mij vermelde onjuistheden, uit de vele door den heer Van der Pant aan zijn lezers voorgezet, laat hij in zijn verweer onaangetast. Geen wonder, hij weet, dat er niets tegen in te brengen valt. Het verweer is derhalve geen verweer en een aandachtig lezer kan er dan ook slechts in zien een toegeven van gefaald te hebben. In zijn brief zoekt de heer Van der Pant zijn kracht in minderwaardige persoonlijke hatelijkheden, welke me Siberisch koud laten. Ik zie er slechts uit, dat hij in zijn geschriften nog steeds niet de behoorlijke toon, welke den eersten-rangsjournalist behoort te kenmerken, gevonden heeft. Ik zie dan ook niet in, waarom het voor mij onaangenaam zou moeten zijn, dat niemand aan den heer Van der Pant mijn naam heeft genoemd. Na lezing van zijn artikelen en speciaal van bovenstaanden brief vraag ik me af, of ik me daarover niet veeleer verheugen moet. Ten slotte ontgaat het mij, waarop de aanhaling in het Fransch slaat, of moet die misschien dienst doen als tang, welke zoo onbarmhartig op het varken neerkwam? Ik kan werkelijk geen toepasselijk verband ontdekken.
Intusschen, een ieder denke er het zijne van; de talrijke blijken van instemming met mijn beide artikeltjes, welke ik ontving van heusch niet het minst op den voorgrond staande personen, geeft mij de overtuiging een goed werk gedaan te hebben, de vele onjuistheden van den heer Van der Pant, neergeschreven in zijn artikelenreeks, in het licht te stellen.
H.M BOELEN
Gedachtenwisseling gesloten.
Red.