Van de Afdeelingen
Amsterdam.
Dinsdag 18 November had in de Aula der Gemeente-Universiteit de opening plaats van den leergang Zuid-Afrika in verleden en heden, ingericht door de Afd. Amsterdam, in samenwerking met verschillende andere Vereenigingen, onder welke in de eerste plaats de Ned. Zuid-Afrikaansche Vereeniging dient genoemd te worden.
Het bestuur onzer afdeeling kan met genoegen vaststellen, dat blijkbaar zijn streven, de verschillende deelen van den aardbol, waar de Nederlandsche stam wortel geschoten heeft, en de lotgevallen van hen, die in vroegere eeuwen uittrokken, om ver van den geboortegrond onze driekleur te planten, beter bekend te maken, in wijde kringen hier gewaardeerd wordt.
Vonden toch de reeds gehouden leergangen ‘Amsterdam in de Gouden Eeuw’ en ‘West-Indië in verleden en heden’, aangenaam aandoende belangstelling, de openingsavond van den huidigen leergang geeft grond voor de verwachting, dat ook deze zal medewerken tot beter kennen en waardeeren van wat in het verleden en heden door Nederlanders en hun nakomelingen tot stand gebracht werd.
Verschillende autoriteiten gaven door hun aanwezigheid blijk van hun belangstelling en de zaal was verder geheel gevuld met leden der samenwerkende vereenigingen en die onzer afdeeling. Onder de autoriteiten dient in de eerste plaats genoemd te worden Z.E. de Gezant der Zuid-Afrikaansche Unie, de heer Dan. J. de Villiers.
Na een kort woord van welkom van den voorzitter, den heer J. Ed. Gerzon, tot de aanwezigen, waarbij deze zijn dank uitsprak aan het gemeentebestuur van Amsterdam en het college van rector en assessoren der universiteit voor de welwillendheid, waarmede deze wederom de zalen der universiteit beschikbaar stelden, verleende hij het woord aan den Gezant, die zich bereid verklaard had, den leergang officieel te openen.
In zijn openingswoord vermeldde Z.E., dat hij zich hier onmiddellijk thuis gevoeld had, thuis, als onder familieleden, wat niet te verwonderen was, o.a. doordat men hem in zijn eigen taal verstond. Spr. sprak dan ook de verwachting uit, dat, ofschoon hij zich van het Afrikaansch bediende, ieder der aanwezigen hem zou kunnen volgen. Die overeenkomst in taal wijst op de nauwe verwantschap van ons en zijn landgenooten. Beide groepen, al zijn zij ook in den loop der eeuwen uiteengedreven, behooren elkander te kennen en daardoor beter te verstaan en te waardeeren. Spr. verwachtte, dat de leergang daartoe zeer veel zou kunnen bijdragen en drukte de hoop uit, dat deze in alle opzichten zou slagen.
De spreker voor dezen avond, de heer Jhr. dr. P.J. van Winter, secretaris van het hoofdbestuur der Ned. Zuid-Afrikaansche Vereeniging, ving daarna zijn voordracht ‘Zuid-Afrika onder Nederlandsch Bestuur’ aan. In een keurig gestelde rede schetste de spreker, hoe in den loop der 17de en 18de eeuw uit de tijdelijke nederzetting aan de Kaap onder Van Riebeeck een blijvende volkplanting ontstond en tevens, hoe zich daar door verschil in aanleg en ontwikkeling, en ook door tegenstrijdige belangen onder de inwoners diepgaande verschillen voelbaar maakten en lichtte zijn rede toe door lichtbeelden van oude kaarten, waardoor de gestadige groei der volkplanting van het Kasteel uit tot de grenzen der Kalahariwoestijn en in de bergen aanschouwelijk werd.
C.K.K.