Neerlandia. Jaargang 34
(1930)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdFriezen in de Vereenigde Staten.Onder de Nederlanders, die zich in de 19de eeuw in de Vereenigde Staten hebben gevestigd, spelen de Friezen een belangrijke rol. Reeds door hun aantal. Hoe groot echter dit aantal is, kan met geen mogelijkheid gezegd worden omdat in de betreffende statistieken de Friezen uiteraard als Nederlanders geboekt staan en zich als zoodanig - eenige uitzonderingen daargelaten - ook steeds hebben gevoeld. Op de namen af te gaan is, hoe verleidelijk ook, uiterst gevaarlijk: vele Groningers en bewoners van Oost-Friesland dragen immers ook ‘echt’ Friesche namen, terwijl omgekeerd menig Fries een Hollandschen naam heeft. Eenige uiterlijke maatstaf zou zijn de taal. Tal van Friezen blijven gehecht aan hun moedertaal: het Friesch. Toch heb ik tal van Friesche Amerikanen ontmoet, die, hoewel trotsch op hun Friesche afkomst, de Friesche taal niet meer konden spreken. Enkelen gevoelden zich echter nog zoo zeer tot deze taal aangetrokken, dat zij haar op lateren leeftijd zijn gaan leeren. Dit ‘Friesche bewustzijn’ viel reeds in het midden der 19de eeuw vast te stellen, o.m. bij eenige Friezen, die zich met tal van andere Nederlanders op de prairiën van Iowa hadden neergezet. Hadden omstreeks het jaar 1856 in Pella en omstreken aldaar 1480 bewoners ‘Nederland’ als hun geboorteland aangegeven en bleken zij uit de meest verschillende provincies afkomstig, 44 gaven vol trots ‘Friesland’ als hun geboortegrond aan. Een ‘Vriesche buurt’ vond men trouwens niet alleen nabij Pella, maar ook in tal van groote steden als bijv. Rochester, Chicago enz., om van de dorpen Vriesland in Michigan en Friesland in Wisconsin, Minnesota en Zuid-Dakota niet te spreken. Overigens spreekt hier meer nog de kuddegeest dan wel het stambewustzijn uit. Ook verschillende plaatsen Holland, Groningen enz. komen in Amerika voor. Vooral sedert ± 1880 is het aantal Friezen in Amerika sterk toegenomen. De slechte toestanden ook op het Friesche platteland werkten daartoe mede. Niet minder de bedrijvigheid van de agenten van verschillende groote stoomvaartmaatschappijen, voor welke laatste het vervoer van landverhuizers toen veelal een eerste levensvoorwaarde was. De bekende Red Star Line te Antwerpen telde onder haar agenten in Friesland den toen ter tijd aldaar zeer gezienen volksdichter Tjibbe Geerts van der Meulen. Deze landverhuizersstroom heeft met onderbreking door den wereldoorlog tot voor kort aangehouden, bemoeilijkt als hij thans steeds meer wordt door de landverhuizerswetten. Nu is een merkwaardig verschijnsel, dat onder deze Friezen in Amerika gedurende de laatste jaren het Friesche stambewustzijn sterk is toegenomen, veel sterker dan bijv. het algemeen Nederlandsche stambewustzijn onder de Nederlanders in Amerika. Vereenigingen o.m. tot bevordering der Nederlandsche taal vindt men in Amerika feitelijk niet - een enkele studentenvereeniging (ambtshalve!) aan een der colleges daargelaten. Naar bekend is, voert het Algemeen Nederlandsch Verbond in Amerika een moeilijk bestaan. Scherp valt daarbij in 't oog een vrij opgewekt Friesch leven (al moeten wij dit ook niet overschatten) in verschillende Amerikaansche steden. (Merkwaardiger wijze bijna nergens op het platte land, waar men dikwijls, veel meer dan men vermoeden zou, eer dan in de stad tot Amerikaan wordt.) Friesche vereenigingen vindt men thans te Paterson, Rochester, Grand Rapids, terwijl men er te Chicago (overigens door onderlinge verdeeldheid) zelfs twee aantreft. Hoe een en ander te verklaren? Deze ‘Friesche beweging’ staat in nauw verband met de ontwikkeling van het Friesche stambewustzijn in Nederland zelf en wordt dan ook vooral onder de landverhuizers der laatste tientallen van jaren waargenomen, al haast ik mij te zeggen, dat de Friesche vereeniging te Paterson Utspanning troch Ynspanning reeds van 1893 dagteekent. De overige zijn echter alle in later jaren gesticht. Zoo bijv. Ny Frizslan te Rochester in 1906, Friso te Grand Rapids in 1909, Ut en Thús te Chicago in 1923, ‘Nocht en Wille’ in dezelfde stad en ‘Jounnocht’ te Holland, Mich. iets later, terwijl een vereeniging van Friezen in het landelijke Hebron, I11., welke zich mede door de groote afstanden (zie echter mijn bovengenoemde opmerking) niet kon handhaven, onlangs herleefd is. Nu komt daarbij, dat het Friesche stamgevoel in Amerika vooral wordt aangewakkerd niet door Friesche Amerikanen, maar door Friesche schrijvers, soms tevens echte volksleiders uit Friesland zelf. Ik denk hierbij in de eerste plaats aan Sjouke de Zee te | |
[pagina 162]
| |
Irnsum. In 1921 maakte deze Friesche voordrachtkunstenaar zijn eerste cultuurreis naar Amerika, op welke ik hem leerde kennen, in 1928 zijn tweede. Vooral onder zijn invloed kwamen de jongere der genoemde vereenigingen tot stand. 't Was zelfs op zijn voorstel en bij gelegenheid van zijn bezoek in het laatstgenoemde jaar, dat de vereeniging te Hebron herleefde en den naam ‘Meijenoar Ien’ aannam. Het is over deze tweede reis van De Zee, dat onlangs een bundel reisbrieven van zijn hand in boekvorm is verschenen.Ga naar voetnoot1) 't Is een wel zeer eigenaardige lectuur, nergens erg diepgaand en toch dikwijls ontroerend èn door de liefde, die er uit spreekt van De Zee voor zijn stamgenooten èn van deze voor hun Fryske Tael, door De Zee zoo schoon en met zooveel gevoel voorgedragen. Is 't wonder, dat deze Friezen den vertolker en uitspreker van hun diepste gevoelens, van hun gehechtheid aan het Oude Land en Volk ondanks alle veramerikaansching, op de handen dragen? Dat hij overal werd uitgenoodigd, om te komen spreken en men honderden mijlen reisde, om hem toch maar te kunnen hooren en hem ten slotte de gelegenheid gaf door de radio zijn stamgenooten, over heel de Vereenigde Staten verspreid, in zijn en hun geliefd Friesch toe te spreken? Men moet De Zee kennen, gehoord hebben en weten, welk een eigenaardige plaats hij in het Friesche volksleven inneemt, hem van jongs af en door zijn werkkring en door zijn overtalrijke ‘jouns’ zeer vertrouwd, om dit boek en ook de beteekenis ervan in te zien en dus te waardeeren. De Zee is de boodschapper van honderden families, hem alle meer of minder nauwkeurig bekend, hij brengt hun groeten over, voert tal van brieven mede en houdt de Amerikaansche Friezen van de achtergebleven verwanten op de hoogte. Vandaar dat ook zijn reisbrieven, immers zijn ervaringen, vol van schijnbaar onbeteekenende buurpraatjes staan. De achtergrond ervan is echter veelal niet zonder tragiek; men zou o zoo gaarne naar Friesland wederkeeren, maar wordt ervan weerhouden, wetend, dat het Oude Land geen bestaan meer aan de eenmaal uitgewekenen zou bieden. Ontroerend is het verder telkens te lezen van de gehechtheid aan de Friesche taal. Het is dan ook in al deze getuigenissen, dat de waarde van deze reisbrieven is gelegen: zij wijzen onbewust op het tweeslachtige, op het onbevredigde vooral ook in het zieleleven van den landverhuizer, die in dit geval geen Fries meer is en toch ook geen Amerikaan. Vandaar veelal het onevenwichtige, het rustelooze in veler bestaan: het telkens veranderen van werkkring, het wegtrekken naar andere steden, andere Staten, verschijnselen, die als kenmerkend Amerikaansch worden beschouwd, maar vooral ook de eigenlijke landverhuizers, de zoekers dus, kenmerken. Zijn deze reisbrieven dus in de eerste plaats van belang voor vele Friesche gezinnen, leden van het groote gezin, van hetwelk De Zee als een soort familievader is te beschouwen, door dezen onbewusten achtergrond krijgen zij een meer algemeene beteekenis. Bijzondere waarde heeft nog het hoofdstuk over De Zee's bezoek aan de nakomelingen der Doopsgezinden uit Balk, die in strijd juist met wat andere kerkelijke gemeenschappen toonen, wel zeer sterk en al zeer vroeg zijn veramerikaanscht. Talrijke foto's verhoogen de waarde van het werk en bewijzen, hoe, ondanks alle Friesche sympathieën men niet tot het bouwen van Friesche of Nederlandsche boerderijen en woningen in het algemeen komen kan. Vergeefs zal men, een hoogst enkele uitzondering daargelaten en in strijd met de dan ook onjuiste opmerking op blz. 16, in Amerika, zoeken naar de op genoemde bladzijde vermeende ‘talrike tsjeppehuzen en skûrren nei Fryske en Hollânske boutrant.’ Dr. J. VAN HINTE. |
|