Er is jegens de Nederlandsche toondichters, de moderne in het bijzonder, alles goed te maken. In de laatste jaren der negentiende eeuw is in Nederland opnieuw een eigen muziek opgekomen, maar zij bleef in het land welhaast onbekend en onbemind. Wat hoort men van den hoogbegaafden Diepenbrock? Wie heeft zijn grootsche ‘Missa’ voor mannenkoor en orgel in een Nederlandsche concertzaal gehoord? Wie kent zijn orkestgezangen behalve dan de in Utrecht uitgevoerde ‘Marsyas’? Wie zijn ‘Hymne’ voor viool en orkest? Hoe zelden komen Zweers' symphonie ‘Aan mijn Vaderland’ en zijn Gijsbreghtmuziek op den muziekvloer!
Een Duitscher, Paul Stefan, getuigde in Der Anbruch van Nederland, dat het is ‘een oeroud muziekgebied en heden niet alleen een land van ongewoon talrijke uitvoeringen, maar ook van nieuwe muzikale krachten.’ Weten de Nederlanders dat zelf? Een onzer leden wijst erop, dat in het seizoen 1928/29 in het Amsterdamsche Concertgebouw 144 werken werden uitgevoerd, waarvan slechts 5 Nederlandsche, daarentegen, naast zeer belangrijke, maar overbekende meesterwerken ook z.i. zeer onbelangrijke buitenlandsche werken.
In hoever deze laatste aanduiding juist is, vermogen wij niet te beoordeelen. Wel kan men met de programma's in de hand bewijzen, dat de jonge Nederlandsche toondichters stiefmoederlijk worden bedeeld. Dopper en Wagenaar beginnen vasten voet in de concertzaal te krijgen, misschien ook Willem Landré. Maar Pijper en zijn talentvolle leerlingen Badings en Bosmans? Maar Voormolen en Van der Bijl en mr. Guillaume Landré en zoo menig andere?
Een muziekkenner, wiens voorlichting wij vroegen, wees o.a. op de zeer merkwaardige 3de Symphonie van Willem Pijper, de belangrijke symphonie van Badings, Bosmans' Concertino, het Vioolconcert van Van der Bijl, welke laatste drie stukken slechts ééns in de zomermaanden en dan nog door gastdirigenten in het Amsterdamsche Concertgebouw werden uitgevoerd. Hij noemde ook het bekoorlijke werk van mevr. Emmy Heyl, een leerlinge van Sem Dresden. Het is soms, alsof in Nederland eerst goed gevonden wordt hetgeen tevoren door het buitenland geijkt is. De Nederlandsche pers prijst thans hooglijk Alex Voormolens ‘De drie Ruitertjes’. Maar de jonge toondichter was reeds te Dusseldorp met groote geestdrift bij een uitvoering van dit schitterende werk gehuldigd, vóór het gespeeld werd in zijn eigen land! Zijn ‘Zomerlied’ en ‘Ouverture baron Hop’ werden het eerst door buitenlandsche orkestleiders uitgevoerd.
Men vergelijke de Nederlandsche toestanden nu eens met die in het buitenland, dat men hier zoo grif tot voorbeeld neemt. In Frankrijk ware zulk een achteruitzetting der nationale kunst ondenkbaar. In
Willem Pijper.
Duitschland en België worden de jonge inheemsche toondichters krachtig voortgeholpen. In Engeland heeft geen Engelsche toondichter van beteekenis moeite een uitgever te vinden. In die landen kan de landskunst zich ontwikkelen, omdat de nieuwe toonwerken uitgevoerd, bekend, gekocht worden; de uitgevers belang krijgen bij de verspreiding.
De Nederlandsche concertprogramma's bepalen zich in hoofdzaak tot een beperkt aantal toonwerken van groote buitenlandsche meesters (gaan er intusschen nog honderden voorbij; lees daarover het feuilleton van den heer H.E. Reeser in de N. Rott. Crt. van 8 Juli '30, Av.) en hoe uitmuntend dat op zich zelf moge wezen, de werken der Nederlandsche jongeren worden daardoor verdrongen.
En toch vragen ook zij hun plaats onder de zon. Zonder steun, zonder belangstelling zelfs, kan de Nederlandsche muziek zich niet ontwikkelen. Men vergisse zich niet door het uitgebreide Nederlandsche concertleven te houden voor een ontwikkeld muziekleven. De muziekuitvoeringskunst ontwikkelt zich hier verwonderlijk, verrassend snel. Maar - de roem van uitvoerende kunstenaars duurt slechts een aantal jaren. Op de dichters komt het aan, uit hen rijst de nationale kunst op. Hoe kunnen wij echter daarvoor in den vreemde waardeering vragen, wanneer wij zelven er niet naar omzien.
Een betere tijd moge aanbreken. Willem Pijper droomt van een Grootnederlandsche toonkunst, zelfs van het overwicht der Nederlandsche muziek. Dat ideaal kan hij slechts bereiken, wanneer het beste deel van het volk hem steunt.