alvorens in Vlaanderen de toestanden weer gewoon zullen zijn, want zelfs na de voltooiïng van het vervlaamschingsproces te Gent zal het Vlaamsche volk enkel nog maar over één Universiteit (te Gent), één vijfde ongeveer van de Vrije Katholieke Universiteit te Leuven, een Landbouwhoogeschool te Gent en de Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, in dezelfde stad, beschikken. Daartegenover staan dan, volgens het onlangs verschenen ‘Gulden boek’ van het ‘Fonds national de recherche scientifique’, nog altijd niet minder dan 27 in het Vlaamsche land gevestigde Universiteiten, hoogescholen, wetenschappelijke instellingen enz., die, dank zij den geldelijken steun der regeering, in het leven worden gehouden. Maar de Vlaamsche bres is er - voor het eerst sedert honderd jaar - en de traditioneele hardnekkigheid van den Vlaming, een der deugden van ons ras, staat er borg voor, dat het daarbij niet blijven zal.
Het geval De Leeuw bracht de eenige oplossing van het legervraagstuk, waarvan de Vlamingen verwachten, dat zij een einde zal maken aan de thans nog altijd voortbestaande misstanden, waarvan de Vlaamsche soldaten aan den IJzer de tragische slachtoffers werden, meer naderbij dan tien jaar werking in en buiten het parlement het vermochten te doen. Op dit gebied is de toestand reeds van dien aard, dat de indeeling der Vlaamsche en Waalsche militieplichtigen, in Vlaamsche en Waalsche legerafdeelingen, respectievelijk aangevoerd en bestuurd in het Nederlandsch en in het Fransch, het uitzicht van een mogelijkheid begint te krijgen.
Een Vlaamsche poging tot opruiming van een ouderwetsche burgerlijke rechtspleging, waarbij het nog altijd mogelijk is gebleven, dat Vlaamsche menschen in Vlaanderen, in een voor hen vreemde taal worden gevonnist en, indien ze om een geschreven vertaling van het vonnis verzoeken, ook nog de kosten der vertaling te dragen hebben, moet ongetwijfeld slagen, terwijl met den dag sterker wordt het verzet tegen de, vóór de vacantie van het parlement, door de regeering, op aandringen van Vlaamschvijandige zijde, ingediende wetsvoorstellen, die het mogelijk zouden maken in nagenoeg alle aanzienlijke Vlaamsche gemeenten Fransche lagere scholen - door de gemeenten betaald - op te richten en het lager onderwijs in het Vlaamsche land geheel te verknoeien en te ‘verbeulemansen’. De Vlaamsche Oud-Strijdersbond, het Davidsfonds, de leiders van de machtige Vlaamsche bedevaart naar de graven aan den IJzer, die, 24 Augustus j.l., meer dan 100.000 stambewuste Vlamingen te Dixmuiden bijeenbracht, hebben reeds, naast vele dagbladen en vereenigingen van alle politieke kleur, op het groote gevaar gewezen, dat Vlaanderens aard en taal zouden loopen, als deze voorstellen een meerderheid bij de volksvertegenwoordiging zouden vinden. Blijven de Vlamingen in dezen eendrachtig, dan wordt de aanslag, tegen het wezen zelf van onzen stam in het Zuiden beraamd, zeker verijdeld.
Zoo staan de zaken op dit oogenblik. Dat het aanzien van alles, wat Vlaamsch is in België, stijgt en blijft stijgen, zal niemand, die eenigszins de toestanden kent, tegenspreken. De vloed komt op. Niet de Vlaamsche steden alleen, maar zelfs de meest afgelegen dorpen en de tot voor kort nog met verwaalsching bedreigde gemeenten der taalgrens, ontwaken, en het ziet er naar uit, alsof nu eerst de strijd der Vlamingen voor de verovering van het recht zich zelf te zijn, als volk en als met Noord-Nederland nauw verwante cultureele gemeenschap, gaat beginnen.