Bezoeken aan Laan 34.
Laan 34 is tot ver buiten Neerlands grenzen een bekend en gezocht adres.
Nederlanders weten deze oude straat in het hart van 's-Gravenhage meermalen niet te vinden, maar onze stamverwanten kennen ze o.m. door Neerlandia, ons maandblad, dat ook al weer door Afrikaners en Vlamingen en Nederlanders in de verstrooiing vaak meer gewaardeerd wordt dan door de leden in Nederland. Dat bewijzen herhaaldelijk de bezoeken aan ons hoofdkantoor. Geen week gaat er voorbij, of er meldt zich een buitenlandsch lid aan, die getuigenis komt afleggen van zijn medeleven met de Grootnederlandsche beweging en met belangstelling kennis neemt van ons nu goed geordend Museum, onze keurig gerangschikte, bijgewerkte Boekerij en de uit den aard der zaak minder in het gelid staande talrijke boeken in de voorraadschuur onzer Boekencommissie, bestemd om over de heele wereld te worden verspreid, daar, waar men aan Nederl. boeken en tijdschriften behoefte gevoelt.
Die bezoekers en hun geestdriftige gesprekken zijn moed gevend. We maken er zelden gewag van, omdat het verhaal wat eentonig zou worden.
Maar als voorbeeld willen we toch ditmaal melding maken van het feit, dat in één week twee bezoeken van Afrikaners uit Natal werden ontvangen: Zoo kon de heer J. Spoelstra uit Natal, op doorreis naar Friesland, niet nalaten het middelpunt van Nederlandsch leven over heel de wereld, dat Laan 34 wil zijn, even in oogenschouw te komen nemen. Voor onze boekerij, die hem blijkbaar bekend was, bracht hij een paar waardevolle boeken over de geschiedenis van Zuid-Afrika mee.
Een paar dagen tevoren hadden wij den nog jongen Afrikaner D.J.J. du Plessis uit Durban met zijn vrouw op bezoek. Zij maakten een reis door Europa, genoten bizonder van Nederlandsche musea en hadden ook Laan 34 op hun reisprogramma staan. Dit Afrikaansche lid bleek een trouw lezer van Neerlandia en, als hij een aflevering uit heeft, zoo verzekerde hij ons, komt altijd de wensch in hem op, dat het tweemaal zoo omvangrijk mocht zijn. Is dat niet beschamend voor de leden in Nederland, bij wie ons maandblad meermalen ongelezen naar de snippermand verhuist?
Wij wisten trouwens reeds, dat de heer Du Plessis het A.N.V. een warm hart toedraagt. Kort geleden schreef hij ons nog een verzoek om Nederlandsche wetenschappelijke leesstof te mogen ontvangen en hij deed dit vergezeld gaan van waardeerende woorden:
‘Ek wil die geleentheid te baat neem om u mee te deel hoe hoog ek u orgaan op prijs stel en hoe ek elke maand met verlange daarna uitsien. Ek hoop dit sal u enigszins vir U onbaatsugtige arbeid virgoed om te weet, dat in 'n ver uithoek van Afrika, in 'n oorwegende Engelse stad, nog tenminste een stamverwant is wat in die stilte die Nederlandse verlede en hede waardeer en hooghou, die werk wat U belangeloos verrig waardeer, en met genoeë sien hoe die ou stamland nog 'n eereplaas in die wereld handhaaf. My beste wense vergesel U werk.’
Het is bemoedigend voor de dagelijksche leiders, zulke schriftelijke betuigingen en persoonlijke bezoeken te ontvangen; geen beter manier, om de banden van stamverwantschap nauwer toe te halen, geen beter middel ook tot uitwisseling van gedachten en wederzijdsch begrijpen.