Fransch Vlaanderen
Huldiging van Prof. Dr. C. Looten.
Zoo toog ik dan, met den eerepenning en het diploma van ons Verbond in mijn koffertje en duizend francs in mijn zak naar Rijsel, om de huldiging van Prof. Looten bij te wonen. Eerepenning en diploma voor hem persoonlijk, de duizend francs voor de boekerij der Roomsch-Katholieke Universiteit te Rijsel tot aankoop van Nederlandsche boeken. De huldiging ging uit van het ‘Comité flamand de France’, waarvan de professor al lange jaren voorzitter is. Zelf droeg hij 's morgens de heilige mis op in de kapel der Katholieke Universiteit, waaraan hij hoogleeraar is. Deze mis werd opgeluisterd door een à capellakoor, onder leiding van den geestelijke Delporte, dat twee Oudvlaamsche missen zong uit de 16de eeuw, van Van Palaer en van Brumel.
De eigenlijke huldiging kwam aan het feestmaal. Namens het ‘Comité flamand de France’ sprak de ondervoorzitter en bood een gedenkplaat in brons aan, de beeltenis van den voorzitter vertoonend, sprekend gelijkend, door den kunstenaar De Klerck geboetseerd. Daarna een bonte rij van sprekers uit de academische wereld, uit de hooge geestelijkheid, van de familie, den jarige vierend als wetenschappelijk mensch, als geestelijke, als vriend, als familielid, als Vlaming. Alles in 't Fransch. Toen kreeg ik het woord en bracht de gelukwenschen van 't Verbond over, den dank van den geheelen Dietschen stam, voor wat hij was en geweest was voor dien stam in Frankrijk en de beste verwachtingen van ons allen voor zijn Vlaamschen arbeid. Prof. Dr. Verschave vertaalde mijn toespraak in 't Fransch - een tiental der ongeveer honderd aanwezigen had mij misschien kunnen volgen - waarop krachtige toejuichingen loskwamen. De penning ging de tafel rond en wekte algemeene bewondering. Toen kwam een aardig oogenblik; de medeaanzittende Professor Swijngedauw van de Staatsuniversiteit te Rijsel, stond op en sprak zijn ambtgenoot toe in 't ‘Vlaamsch van Vrankrijk’, hun beider moedertaal, zooals de spreker het uitdrukte. Dat was een ontroerende gebeurtenis en sloeg in.
In zijn dankwoord richtte de hoogleeraar - wederom in 't Fransch - zich ook tot mij, gaf de verzekering van zijn trouw aan en standvastigheid voor de Vlaamsche taal, beschaving, zeden en gewoonten en noemde het een ‘crime’, een misdaad, een volk te berooven van die groote goederen.
De ‘Vlamingen van Vrankrijk’ gaan hun geliefden leider nog deze maand huldigen op hun landdag. Onder ons willen zij dat houden, zonder Vlamingen uit België, zonder Noord-Nederlanders. Wij eerbiedigen dat en leven met hen mede.
's-Gravenhage, 18 Juli 1930. J.N. PATTIST.