Neerlandia. Jaargang 34
(1930)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdNederlandsche volkshumor.Het derde deel van het werk van Jozef Cornelissen: ‘Nederlandsche Volkshumor op stad en dorp, land en volk’, waarvan wij reeds vroeger, bij het verschijnen der twee andere deelen, zooveel goeds mochten zeggen,Ga naar voetnoot1) heeft thans, eveneens bij de Sikkel (Kruishofstraat 223) te Antwerpen, het licht gezien en hoeft zeker, voor wat voorafging, niet onder te doen. De schrijver is nu gekomen aan de spot- en bijnamen, spotrijmen, spotvertellingen, volksetymologische sagen, spreekwoorden, zegswijzen, enz. die de Noordnederlandsche gewesten en de streek van den Neder-Rijn, (het voormalige hertogdom Kleef en de graafschappen Meurs en Bentheim) betreffen. Al beslaat dit derde deel ook weer 330 bladzijden druks, toch konden al de Noordnederlandsche gewesten er niet in worden behandeld. Noord- en Zuid-Holland, Utrecht, Noord-Brabant, Gelderland, Limburg en Zeeland zijn ditmaal aan de beurt. Het vervolg van Noord-Nederland, Zuid-Afrika, een studie over ‘Fictieve plaatsnamen’, vreemde landen en volkeren, aanvullingen en verbeteringen, alsmede een analytische tabel, registers en inhoudsopgave, zullen het vierde deel uitmaken van dit zoo reusachtige als belangwekkende Grootnederlandsche werk. Mocht Jozef Cornelissen, voor wat Vlaanderen en Noord-Nederland betreft, op de medewerking van talrijke Vlaamsche en Nederlandsche geleerden rekenen, voor de Nederrijnsche gewesten werden hem talrijke gegevens verstrekt door pastoor van Nooy uit Kaldenkerken, prof. dr. Adam Wrede te Keulen, dr. W. Welter te Bonn, dr. N. Bommels te Nuis, de heeren Kober, schoolhoofd te Veen, Jean Meessen te Erkelens, W.J. Spehl te Hühlhoven, N. Claessens te Karken en J. Real te Gelder. Niet alleen filologen en folkoristen, ook leeken op het gebied der taalwetenschap moeten van dit werk, dat wezenlijk in een leemte voorziet en een onuitputtelijken schat van geestige, typische volksgezegden en korte verhalen bevat, kennis nemen. Het mag, wij herhalen het, in geen enkele openbare boekerij en evenmin in de boekenkast van den geestelijk ontwikkelden Zuid- of Noord-Nederlander ontbreken. |
|