‘De Groote Vergissing’.
In een bij P.D. Bolle te Rotterdam keurig uitgegeven boek, waarbij H. van Puymbrouek een voorwoord schreef, heeft de heer J.C.W. Duncker een betoog willen leveren in den vorm van een roman met de strekking, dat de scheiding van Nederland en België in 1830 een ‘groote vergissing’ is geweest. Gedachten en stroomingen heeft hij belichaamd in personen; het verhaal van hun lotgevallen geeft een overzicht van hetgeen er in 1830 is gebeurd. Voor de geschiedkundige bijzonderheden staat de schrijver in.
Ongetwijfeld heeft deze wijs van betoogen veel voor boven het samenstellen van een verhandeling. Wat de schrijver zeggen wil, dringt aldus tot breeder lagen door en hij wint allicht lezers, die zich geen tijd gunnen, om voldoende kennis te nemen van een wetenschappelijke studie. Daartegenover staat, dat de eischen, aan den schrijver gesteld, veel zwaarder worden. Hij kan niet volstaan met zijn gedachten nu door dezen dan door genen zijner personen te laten uitspreken of bestrijden, maar moet den lezer tot zijn zienswijs overhalen door de gevolgen hunner handelingen te vertoonen; door het spel der krachten ten tooneele te voeren, waarvan zij de werktuigen zijn. Wij twijfelen, of niet de schrijver in dit opzicht zijn kracht eenigszins overschat heeft; overtuigend is zijn betoog, dunkt ons, niet geworden. De verdienste van het boek ligt hierin, dat het kan bijdragen, om het bewustzijn van stamverwantschap tusschen Noord en Zuid levend te houden en de noodlottige dwaasheid van zulk een broederstrijd, als hier beschreven wordt, beter te doen inzien.