Neerlandia. Jaargang 34
(1930)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 61]
| |
‘vroeger’ maakt haar redactie op, dat het A.N.V. Suriname ‘verstoot’ en dat het is ‘losgelaten van het Rijksverband’. Wij verklaren gaarne, dat wij Suriname nog, maar dan met den door de grondwet geëischten nieuwen term ‘het meest Nederlandsche overzeesche gebiedsdeel’ achten. Het zelfde Surinaamsche blad nam ook een ingezonden stuk op onder het opschrift ‘Pogingen tot vervreemding’, waarin bezwaar werd gemaakt tegen de volgende uitlating van onzen Surinaamschen briefschrijver in zijn derde epistel, geplaatst in het jongste Decembernummer: ‘Men komt dan in Suriname, dat prat gaat op den eerenaam van de meest Nederlandsche kolonie te zijn en verbeeldt zich, met Hollandsen en zoo noodig een makkelijk te leeren Neger-Engelsch klaar te zijn. Maar, dan vergist men zich leelijk.’ Dat vergissen kan o.i. slechts slaan op de veronderstelling, dat men uitsluitend met Nederlandsch in Suriname terecht kan, niet op het gevleugelde woord. Het kan ‘De Banier’ bekend zijn, welk een warme belangstelling onze briefschrijver voor Suriname heeft en hoe hij altijd opbouwende kritiek levert. Neerlandia wijdt trouwens voortdurend ernstig aandacht aan Suriname en dat het A.N.V. in dezen niet te kort schiet, kunnen o.m. de Westindische leergangen en de Westindische tentoonstelling te Amsterdam bewijzen. Niet meer zulke sombere gedachten over ons koesteren, waarde Banier! |
|