1830-1930.
Reeds twee jaar lang beroerde Groep Nederland de groote vraag, hoe het huidig geslacht staat tegenover de gebeurtenissen van 1830, die straks in België zullen worden herdacht onder medewerking van Nederlandsche zijde aan de daar te houden tentoonstellingen.
Van een bepaalde uitspraak had de Groep moeten afzien, toen bleek, dat Groep Vlaanderen meende, dat het beter was zich te onthouden.
Dit was onbevredigend, omdat tegenover de herdenking in België ook in Nederland behoefte was aan overdenking, bezinning, los van een politieke strekking. In dien gedachtengang besloot het Groepsbestuur na voorlichting en op voorstel eener kleine commissie, een avond te wijden aan 1830, waar drie sprekers, elk eene zijde van het veelzijdige vraagstuk uit streng geschiedkundig oogpunt zouden belichten. Het bestek van den avond liet niet toe meer dan drie sprekers het woord te laten, al moest aldus in sommige opzichten de behandeling leemten vertoonen. De keuze der sprekers en der onderwerpen bood het voordeel, dat zonder twijfel het doel zou worden bereikt van voorlichting en overdenking. De heer J.N. Pattist opende als voorzitter der Groep den avond met een korte inleiding, die in gelukkige bewoordingen het doel van den avond aangaf.
Prof. Dr. Z.W. Sneller verplaatste ons, door een historisch gesprek tusschen Gogel en Copes van Cattenburgh uit 1816, onmiddellijk in den economischen toestand van voor honderd jaar en schetste vervolgens, dat in de korte spanne van 15 jaar het Vereenigd Koninkrijk zich ontwikkelde tot een economische eenheid van wereldbeteekenis.
Prof. W. Nolet verklaarde, hoe de plotselinge hereeniging na 250 jaar scheiding aan Koning Willem I de bovenmenschelijke taak oplegde om twee deelen, wier meerderheid tegenovergestelde godsdienstige begrippen beleed, te verzoenen. De weerstand, dien de Belgische kerkelijke overheid aan Joseph II, later aan Napoleon geboden had, de hoop, die men in breede kringen in Noord en Zuid gekoesterd had, dat herstel van het Protestantisme hier dan wel Katholicisme daar, als staatsleer zou volgen na den val van Napoleon, maakte dat men vooral in het Zuiden zich hardnekkig verzette tegen de opgedrongen vrijheid van godsdienst. En in verzoening van deze tegenstelling was Willem I ondanks allen goeden wil te kort geschoten, mede doordat men in het Zuiden den geest, die hem bezielde, niet begreep.
Dr. N. Japikse zette uiteen, hoe de veranderde politieke toestand en de economische opbloei, gevoegd bij de toenadering tusschen Engeland en Frankrijk, had teweeggebracht, dat het eerste minder prijs stelde op het behoud van het Vereenigd Koninkrijk als Europeesch wachter aan Frankrijks drempel. Hoe Thorbecke groot staatsman genoeg was, onder de weinigen, om uit internationaal oogpunt de gevolgen der scheiding te voorzien en te betreuren. Hoe sindsdien tusschen Noord en Zuid een vreemdheid en kilheid van atmosfeer was ontstaan, en dat, wie deze zou weten te doorboren, den hemel aan beide landen zou verdienen.
De redevoeringen werden afgewisseld met liederen, voortreffelijk gezongen door Mevr. T. ten Haeff-Modderman, begeleid door Hans Schouwman, waarna de avond beëindigd werd met het Wilhelmus.