De beteekenis van een gezantschapspost.
In de verschillende persgesprekken, die de bekende Nederlandsche Amerikaan, de heer G.J. Diekema, heeft gevoerd naar aanleiding van zijn benoeming tot gezant der Vereenigde Staten in Nederland, trof mij vooral zijn eenige malen uitgesproken voldoening juist te zijn benoemd in het land der voorvaderen, over hetwelk hij in zijn kinderjaren zooveel had gehoord van zijn ouders, die er waren geboren. ‘Een bekoring, waaraan ik mij toch niet kon onttrekken.... de vervulling van den ouden wensch.’
Deze wensch is niet toevallig, staat niet op zichzelf. Toen ik voor eenige jaren de Nederlandsche nederzettingen in Noord-Amerika bereisde, ontmoette ik in een dezer ‘settlements’ een ontwikkelden jongen man, die mij in een onzer gesprekken ook mededeelde als hoogste wensch te koesteren eens te mogen worden aangewezen als gezant der Vereenigde Staten in het geboorteland zijner ouders, in Nederland. Hij was dan ook reeds, zoo vertelde hij mij met kenmerkend Amerikaansche openhartigheid, in die richting werkzaam. Een belangwekkende uiting van den durf, waarmede ook reeds onze Nederlandsche in Amerika geboren Amerikanen het leven te gemoet treden, overtuigd als zij zijn, dat voor ieder elk ambt open staat, gelijk in de dagen van Napoleon, toen elke soldaat den maarschalksstaf in zijn ransel heette mee te dragen.
In wezen is het bovengenoemde verlangen ten deele gelijk te stellen met dat van den landverhuizer, die, in het Nieuwe Land tot welvaart gekomen, gaarne in het Oude Land van deze welvaart getuigt, zooals bijv. indertijd de eenvoudige landbouwer E.J.G. Bloemendaal. Deze bezocht met eenige zijner lotgenooten ook eens het geboorteland, zooals hij zelf verklaarde ‘niet als Amerikaansche boertjes maar als echte dandy's, fijn gekleed en per eerste klasse, want wij wilden onze vrienden in Holland eens verbaasd laten staan en laten zien, wie en wat we in Amerika geworden waren!’ Een terugslag tevens op de vooral vroeger veel gehoorde opmerking: het zijn de zwakken, die het vaderland verlaten, waarbij men veelal weinig begrip toonde voor den moed, welke voor het doen van dezen stap noodig was.
Ten deele: want in beide eerstgenoemde gevallen zijn nog andere, hoogere omstandigheden in het spel. Namelijk het verlangen, ja een zeker heimwee naar het stamland, over hetwelk men in zijn jeugd zooveel had gehoord, dat niet naliet diepen indruk te maken en een zekere gehechtheid deed ontstaan. Misschien speelt ook een rol de wensch, het Nieuwe Land in het Oude te dienen en daarbij beiden ten zegen te zijn.
Merkwaardig is geweest het dingen naar dezen Nederlandschen gezantschapspost in de jaren zestig der vorige eeuw, in de dagen van president Lincoln, door den Nederlandsch-Amerikaanschen predikant H.P. Scholte.
Scholte, in Nederland een der vaders van de Afscheiding van 1834, stichtte op de prairiën van Iowa in 1847 het later zoo welvarende stadje Pella, gelegen ten Zuidoosten van de hoofdstad van dien Staat, van Des Moines.
Scholte, in Nederland een der voornaamste geestelijke leiders, ging in Amerika meer in het zakenen in het politieke leven op. Aanvankelijk vurig Democraat ging hij later, door teleurstellingen in zijn politieke loopbaan daartoe geleid, over tot de