[Nummer 2]
De maaskanalisatie.
Een werk, waarop de Nederlanders trotsch mogen zijn, is de voor eenigen tijd gereed gekomen Maaskanalisatie, een onderneming, die ruim 24 millioen gulden heeft gekost.
De Maas is een der lastigste rivieren, doordat zij niet, gelijk de Rijn, een vrij gestadigen toevloed heeft van gletscherwater, maar alleen afhangt van de regens in haar stroomgebied. De hoogste en de laagste waterstanden vertoonen daardoor ontzaglijke verschillen. De waterafvoer wisselt af tusschen 30 en 3000 kub. M. in de seconde. In het eene seizoen treedt de rivier buiten haar oevers, in het andere wandelt men er droogvoets doorheen. De Z.-Willemsvaart, ten tijde van de Nederlandsche eenheid op aandrang van koning Willem I gegraven, verving de riviervaart, maar was geen kanalisatie. Daarvan kan men eerst spreken bij de in October 1.1. gereedgekomen werken tusschen Grave en Maasbracht, die, wanneer in 1933 het Julianakanaal voltooid zal zijn, de Maas over het moeilijkste gedeelte zullen hebben getemd of vervangen. Een zijkanaal sluit aan op de Zuid-Willemsvaart; Zuidwaarts zal het Julianakanaal een prachtigen vaarweg verschaffen tot Maastricht; en in het Noorden, bij Grave, vindt de scheepvaart het Maas-Waalkanaal, zoodat dan een uitmuntende verbinding te water zal zijn verkregen van Limburg met het Noorden en Westen des lands, hetgeen vooral voor een zuinig vervoer der steenkool uit de Nederlandsche mijnen naar de nijverheidsstreken van groote waarde is.
Ontwerper en leider der uitvoering van de kanalisatie was de ingenieur F.L. Schlingemann en zijn arbeid doet den naam der Nederlandsche waterbouwkundigen in alle opzichten eer aan. Men kon niet volstaan met de rivier te normaliseeren - dat is door kribben een vaargeul van behoorlijke vaardiepte scheppen - daar tengevolge van het groote verval de stroom door dien betrekkelijk smallen vaarweg te sterk zou zijn. De eenige uitvoerbare regeling was kanalisatie; de rivier werd over het bedoelde gedeelte Maastricht-Grave in panden verdeeld door vijf stuwdammen: bij Linne, Roermond, Belfeld, Afferden en Grave, elk met een schutsluis van 260 meter nuttige lengte, dus geschikt voor schepen tot 2000 ton, met uitzondering van de werken te Grave, die lichter konden zijn, omdat daar de groote scheepvaart zich reeds Noordwaarts door het Maas-Waalkanaal heeft gewend.
Ook de bruggen over dit Maasgedeelte moesten in overeenstemming met den nieuwen toestand worden gebracht. Die te Roermond en te Venlo moesten worden verhoogd; bij Grave heeft men, ten behoeve van den belangrijken verkeersweg van 's-Hertogenbosch naar Nijmegen, een breede en zware autobrug