Een gelukkige kentering.
Reeds meermalen mocht in de Vlaamsche rubriek van Neerlandia met voldoening gewezen worden op de gelukkige kentering, welke, sedert den oorlog vooral, zoo niet bij alle dan toch bij vele in het Vlaamsche land gevestigde of tijdelijk verblijvende Noord-Nederlanders, op het gebied van hun stambewustzijn en van hunne betrekkingen met de Vlamingen, valt waar te nemen. Dit is, voor een deel te danken aan de uitbreiding, welke de Vlaamsche beweging voor geestelijke en stoffelijke volksverheffing in de laatste jaren heeft genomen, voor een ander deel ook aan de zakelijke voorlichting van het Nederlandsch lezend publiek door de Vlaamsche en de Noordnederlandsche dag- en weekbladen en aan de onverdroten werking van het Algemeen Nederlandsch Verbond.
Verheugend is het, in dezen gedachtengang, te mogen vaststellen, dat vele in Vlaanderen wonende Noord-Nederlanders thans ook het hunne bijdragen om, overal, waar zulks mogelijk is, juistere begrippen omtrent de stamplichten van den Noord-Nederlander in het zuidelijke deel van ons Nederlandsch taalgebied in Europa, ingang te doen vinden. Zoo schreef het, eiken Donderdag te Antwerpen verschijnende Nieuws uit Holland, in zijn nummer van 28 November jl., dat, nu het heelemaal niets bizonders meer is het Nederlandsch in België, door Vlamingen, vloeiend en beschaafd te hooren spreken, het vrijwel alleen nog domme ijdelheid kan zijn ‘wanneer de Hollander (in Vlaanderen) thans zijn kinderen naar scholen stuurt, waar het Fransch de voertaal is.’ De wensch, aan het einde van dit sympathiek gestelde artikel uitgesproken, dat de Belgische regeering het alles beheerschende taalvraagstuk tot een afdoende oplossing moge brengen, zal velen, die het Nieuws uit Holland lezen, ongetwijfeld aangenaam in de ooren hebben geklonken.